De hockeywereld verloor zondag een markant en gerenomeerd sportbestuurder. Willem ‘Wim’ Cornelis, erelid van de KNHB en erevoorzitter van Kampong, overleed op 84-jarige leeftijd. Johan Wakkie en André Bolhuis halen herinneringen op aan de chirurg met een groot sporthart. ‘Ik weet niet precies hoe Wim het deed, maar hij kreeg het allemaal voor elkaar.’
Oud-international Bolhuis volgde Cornelis in 1998 op als voorzitter van de KNHB. Maar de eerste ontmoeting tussen beiden vond al dertig jaar eerder plaats. ‘Wim was de eerste die ik tegenkwam op Kampong’, vertelt Bolhuis. ‘Dat was in 1966. Ik kwam uit Soest en ging in Utrecht studeren. Wim was toen net coach geworden. Kampong hing aan de onderkant van de competitie van het westen. Onder Wim veranderde dat. Je kan absoluut zeggen dat hij de grondlegger was van de gouden jaren die eind jaren zestig aanbraken.’
‘Hij was zijn tijd ver vooruit. Wim wist dankzij zijn contacten bij andere clubs welke talentvolle spelers in Utrecht kwamen hockeyen en nodigde ze vervolgens uit voor een gasttraining op Kampong. Tegenwoordig noemen ze dat scouting, een begrip dat toen nog niet eens bestond. Maar Wim deed het. Hij pakte die jongens vervolgens na afloop in met een driegangendiner, dat hij zelf klaarmaakte op Kampong.’
Een man van de onvoorwaardelijkheid
‘Wim – zoals hij informeel vaak genoemd werd – was een man van de onvoorwaardelijkheid’, vertelt Wakkie. ‘Of het nou om Kampong ging, de bond of zijn bestaan als chirurg, hij gaf zich er volledig voor. Die toewijding hield ook niet op bij het moment dat hij zo’n rol niet meer had. Hij keek kritisch mee omdat hij gaf om de organisatie waarbij hij betrokken was.’
Wakkie en Cornelis vormden van 1994 tot 1998 een tandem bij de KNHB. Cornelis als voorzitter, Wakkie als directeur. ‘Hij was een verbinder, bracht mensen bij elkaar en maakte nooit ruzie. Een regelaar ook. We zaten samen bij de hockeybond tijdens het honderdjarig bestaan in 1998. Voordat er een lustrumcommissie op poten was gezet, had Wim al veel bedacht én uitgevoerd. Zo kwam hij bijvoorbeeld met het idee om een tehuis voor gehandicapte Pakistaanse kinderen – Dar Ul Sukun – als goed doel aan onze viering te verbinden.’
1998 was natuurlijk ook het jaar van het WK in Utrecht. ‘Dat toernooi in zijn stad was het hoogtepunt van zijn loopbaan in de sport’, stelt Bolhuis. ‘Alles kwam daar samen. De liefde voor het hockey op een steenworp afstand van zijn cluppie. En weer was het iets bijzonders wat hij met de rest van de organisatie had bedacht. Een hockeytoernooi in een voetbalstadion. Dat was nog nooit vertoond. Wim was altijd zijn tijd ver vooruit, maar liep daar niet mee te koop. Hij was iemand van weinig poeha. Down to earth, al vonden sommigen hem een vreemde snoeshaan door zijn eigengereide manier van handelen.’
Van Kampong-koets tot clown-schmink
Cornelis, later Chef de Mission voor NOC*NSF op de Spelen van Calgary en Seoel in 1988, werd al op z’n 31ste voorzitter van Kampong. Onder hem werd de Utrechtse club een omnivereniging en daarmee een plek waar het hele gezin kon sporten. Precies zoals Cornelis dat voor ogen had. De club noemt hem in een nagedachtenis op de eigen site ‘de grondlegger van het huidige Kampong.’
Daarnaast genoot zijn omgeving van zijn onverwachte ingevingen. ‘We moesten ooit voor een belangrijke wedstrijd naar Groningen’, gniffelt Bolhuis. ‘Wim had geregeld dat er op het stadion in Utrecht een aparte trein reed voor spelers en fans. Een Kampong-trein, in 1968. Uniek! Toen we voor het eerst kampioen werden, in datzelfde jaar, had-ie ervoor gezorgd dat we met een koets door de stad naar de club gingen. We hadden het aan hem te danken dat we met de hele selectie van Kampong naar de beroemde mistwedstrijd van Ajax tegen Liverpool konden. Een teambuilder pur sang. Ik weet niet precies hoe Wim het deed, maar hij kreeg het allemaal voor elkaar.’
Wakkie kijkt met een glimlach terug op de viering van het honderdjarig bestaan van de bond, ook in 1998. ‘We zijn toen met bussen het land doorgegaan. Voor Wim was dat een hoogtepunt, gelijk aan het WK in de Galgenwaard. De verenigingen stonden voor hem altijd centraal. Het moest om de clubs gaan. ’s Ochtends zaten we bij Leerdam. Daar waren allemaal festiviteiten aan de gang. Zo was er ook een tafel, waaraan bezoekers geschminkt konden. Willem maakte een praatje en liet zich ook schminken. Liep hij de hele dag als een clown langs de clubs. Het maakte hem niet uit, hij deed vrolijk mee.’
Bolhuis: ‘Ik zal nooit vergeten dat Wim ons als voorzitter naar een wedstrijd reed in het oosten. Relatief ver weg, dus kwam ter sprake of hij ook een vergoeding wilde voor het rijden. Toen zei hij: ‘Jongens, jullie hoeven niets te betalen. Maar jullie moeten mij beloven dat je later- als je wat ouder bent – daar ook geen geld voor vraagt. Die principes van elkaar helpen vond hij belangrijk. Zo zat hij in elkaar.’
Wat vind jij? Praat mee...
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.