8 zaken die Toon Siepman op het WK opvielen aan de corner

Strafcornergoeroe Toon Siepman, momenteel de sleepcornertrainer van het Nederlands elftal (m) en van België (m/v), bestudeerde vorige maand alle strafcorners die werden genomen op het WK in Bhubaneswar en Rourkela. Hockey.nl vroeg hem naar de trends, na tweeënhalve week hockey in India.

De eerste uitlopers zijn niet meer de snelste spelers

‘Deze ontwikkeling is al langer gaande en zag je goed terug op het WK. In het verleden renden eerste uitlopers als een soort Speedy Gonzales de cirkel uit. Maar nu gaan ze op het einde juist in de rem. Zodoende kunnen zij nog anticiperen als de bal niet op doel wordt gesleept, maar naar links of naar rechts wordt gespeeld. Als de tegenstander vroeger een turn deed, rende de eerste uitloper op volle snelheid de cirkel uit. Nu gebeurt dat niet meer. Nu krijgt hij zijn stick tegen de bal.’

Er worden veel minder varianten gespeeld

‘Het vorige punt is ook een van de redenen dat er veel minder varianten worden gespeeld. Bovendien, door de steeds betere bescherming die ze dragen, lopen eerste uitlopers steeds meer in het schot. De hoek om de tip op de backhand te spelen, is bovendien te klein geworden. De keepers staan bijna op de lijn, dus varianten terug naar de aangever zijn bijna onmogelijk. Op de andere zijde geldt nagenoeg hetzelfde. Eigenlijk kan de bal niet meer op de lijnstop worden gesleept, omdat de eerste loper een stuk naar rechts is opgeschoven en die hoek beter afdekt. Daardoor is de tweede loper aan de linkerkant iets omhoog gezet. Anders staat hij een rebound te verdedigen in een gebied waar de bal toch nooit komt. Zodoende wordt de forehandtip aan de binnenkant heel lastig. Eigenlijk kun je alleen nog een forehandtip aan de buitenkant spelen. Maar ja, dat is zo ver van de goal vandaan, dat je bijna geen kans meer hebt om te scoren.’

Net als veel andere landen speelde Oranje op het WK bijna geen varianten. Bondscoach Jeroen Delmée koos ervoor om Jip Janssen vooral rechtstreeks te laten pushen. Foto: Willem Vernes

Het omlopen van de eerste naar de tweede stopper werkt internationaal niet

‘Teams die slechts één goede sleper hebben, proberen weleens te verrassen door niet één, maar twee stoppers neer te zetten. Op het WK deden Nederland (Jip Janssen) en Australie (Jeremy Hayward) dat wel eens.  Je zet je sleper bij de eerste stopper neer en laat ‘m af en toe als verrassing omlopen naar de tweede stopper. Het nadeel hiervan is dat je als sleper verder van de bal af start. Daardoor moet je zo ver lopen, dat je het eigenlijk niet meer redt om op tijd in een ideale positie voor de bal te staan. Daardoor kun je minder hard pushen. In de Nederlandse competitie kom je daar nog wel mee weg, maar op internationaal niveau heb je dan onvoldoende snelheid. De keeper passeer je dan niet makkelijk meer.’

Steeds minder strafcorners vliegen in de kruising

‘Ook deze ontwikkeling is al langer gaande. De klassieke Mink van der Weerden-sleep – vanuit hem gezien rechts de kruising in – zie je nog nauwelijks. Zowel de uitlopers als de lijnstoppers zijn daar te goed voor geworden. De hoek wordt afgedekt door de eerste loper, eventueel met nog een tweede loper schuin achter de eerste, en anders heeft de lijnstopper ‘m wel. Alle keepers staan tegenwoordig steeds verder uit het midden, in hun eigen forehandhoek. Dat kan omdat de lijnstopper en de lopers de andere hoek dus helemaal dicht zetten. De enige ballen die je zodoende eigenlijk nog kunt spelen, zijn die tussen de keeper en de lijnstop in, of aan de stickkant van de keeper. Daar ligt nog een beetje ruimte. Tegenwoordig worden daar dan ook de meeste strafcorners gepusht.’

Een klassieke Mink van der Weerden-sleep – vanuit hem gezien rechts in de kruising – zien we steeds minder vaak, zegt strafcornerkenner Toon Siepman. Foto: Koen Suyk

De gemaakte analyses worden steeds beter

‘Dit geldt voor zowel de analyses van de aanvallende als de verdedigende corner. Alles wordt beter doorgesproken. Waar vroeger de nadruk op slepers en uitlopers lag, weet nu elke speler wat hij moet doen en tot op de centimeter nauwkeurig waar hij moet staan. Wat mij opvalt is dat elk land op dezelfde plekken probeert te pushen, dus in de korte hoek of tussen de keeper en de lijnstop in. De snelheid is daarbij het belangrijkst. Iedereen is tot dezelfde conclusie gekomen waar de ruimte ligt. Dat zal wel door de Pro League komen, en door de beelden die worden uitgewisseld.’

Keepers lopen niet meer als een soort eerste uitloper uit

‘Vroeger waren er nog weleens landen die een truc uithaalden door de keeper als een soort eerste uitloper te gebruiken. Dit seizoen zagen we dat ook nog in de Nederlandse competitie. Den Bosch probeerde op die manier een strafcorner van Alexander Hendrickx van Pinoké uit te lopen. Maar dit WK gebeurde dat niet meer. Als keeper ben je breder dan de eerste uitloper en kun zodoende meer van het doel afdekken, maar je komt natuurlijk nooit zo dichtbij de bal als een eerste uitloper. Bovendien, als je eenmaal bent gepasseerd, staat er alleen nog een lijnstop in het doel om een doelpunt te voorkomen. Ik snap wel dat landen die keuze niet meer maken.’

(Ga in de video hieronder naar 00.51 om het voorbeeld uit Pinoké-Den Bosch te zien)

Sommige slepers spuiten hun krul en een deel van de steel wit

‘Dit doen ze om ervoor te zorgen dat keepers bij het pushen de bal even kwijt zijn. Een witte bal op een wit vlak is natuurlijk slecht te zien. In het verleden spoten slepers hun krul ook al wit, zelfs Maartje Paumen deed dit al. Maar rondom de introductie van de blauwe velden werd het door de wereldhockeybond opeens verboden. Dat heeft een paar jaar geduurd. Tegenwoordig is het weer toegestaan. Niet alle slepers hechten er evenveel waarde van, maar ik raad het aan. Waarom zou je het niet doen?’

Vertrouwen geven aan de slepers betaalt zich uit

‘Coaches hielpen hun sleepspecialisten in het verleden te vaak om zeep. Na twee of drie gemiste pushes werd er al gekozen voor een variant. Ook in de Nederlandse competitie gebeurt dat vaak. Maar daarmee help je het zelfvertrouwen van de sleper naar de knoppen. Zodoende vond ik het prima dat er dit WK weinig varianten zijn gespeeld en de slepers het vertrouwen kregen. Dat resulteerde ook in meer rake sleeppushes. De strafcorner van Jip Janssen liep bijvoorbeeld goed. Bij België pushte Tom Boon veel binnen, nadat hij het stokje van Alexander Hendrickx overnam, die geblesseerd uitviel. Bij Australië scoorden Jeremy Hayward en Blake Govers er allebei op los, net als Victor Charlet bij Frankrijk en Gonzalo Peillat bij Duitsland. Vertrouwen geven aan de slepers betaalt zich dus uit.’


1 Reactie

  1. Reinier Verhoeven

    Heerlijk, zo’n glasheldere analyse van iemand die er echt verstand heeft!


Wat vind jij? Praat mee...