Ook puberproblematiek in het hockey: ‘Moeten deze trend keren’

Jongeren tussen de dertien en achttien jaar zien steeds meer drempels voor een lidmaatschap bij een sportclub, zo bracht sportkoepel NOC*NSF vorige week naar buiten. Een tendens die ook binnen het hockey zichtbaar is, vertellen Rolf Martens en Sascha van den Wall Bake van de KNHB. Vijf vragen over de ‘puberproblematiek’ in onze sport.

Hoe merken jullie dat jongeren moeilijker de weg vinden naar een hockeyclub?
Van den Wall Bake: ’Ook wij doen jaarlijks onderzoek naar de cijfers binnen onze sport. En daarin zien we helaas een trend. De elftaljeugd loopt terug ten opzichte van zes seizoenen geleden. De grootste verschillen zien we in de Onder 12 en Onder 14 jaar, waarin we dertien procent minder hockeyers hebben dan in seizoen 2016-2017. We zien het bij de jongens harder achteruitgaan dan bij de meiden. De elftaljeugd bestaat inmiddels voor zeventig procent uit meisjes. Die balans was vroeger meer in evenwicht.’

Hoe groot is dit probleem van de terugloop onder deze doelgroep?
Martens: ‘Dit is vrij serieus. We moeten deze cijfers niet onderschatten, zeker niet omdat de jongste jeugd – tot tien jaar – ook sterk terugloopt. De stam wordt dus dunner. We moeten deze trend met elkaar zien te keren. We hebben als hockeysport jaren in luxe geleefd. Overvolle clubs en uitpuilende wachtlijsten. Dat is niet meer zo. Hoe jonger kinderen uitstromen, hoe kleiner de kans is dat ze ooit terugkeren in hun sport. Teams zijn lastiger te vullen, zeker bij kleine clubs. Op termijn vertaalt zich dat ook naar competities. Dat het moeilijker is om tegen teams van je eigen niveau te spelen, die ook nog eens in de buurt zitten. Zover is het gelukkig nu op de meeste plekken nog niet. Daarnaast stoppen kinderen soms helemaal met sporten, wat weer ten koste gaat van de gezondheid. Ook dat is jammer genoeg een landelijke trend.’

Is het te verklaren dat pubers sneller afhaken dan voorheen?
Van den Wall Bake: ‘Die groep van dertien tot achttienjarigen hoort bij Generatie Z. Dit is de meest individualistische generatie ooit, als het gaat om keuzevrijheid. Ze willen zelf bepalen hoe hun leven eruit ziet en daarin niet beperkt worden. Deze groep stemt – over het algemeen genomen – hun leven af op hun wensen en wil bovendien dat die snel worden vervuld. Daarom staat deze groep minder snel dan voorheen te trappelen als het om verenigingssport en langdurige competities gaat. Maar… we zien ook dat deze groep graag zelfgeorganiseerd sport in groepsverband. Kortom: ze willen hun eigen tijd indelen, maar vinden het dan wel fijn om met meerdere mensen tegelijk iets te doen.’

De eerste Onder 18-teams van Leonidas en Rotterdam. Foto: Stefan Legemaate

Martens: ‘Uit onze onderzoeken blijkt, dat ze niet afhaken omdat ze geen plezier meer hebben in het hockey. Daar ligt een kracht en een kans. Als we deze groep meer op maat willen bedienen, moeten we kijken of we het hockey anders en flexibeler aan kunnen bieden.’ 

Van den Wall Bake: ‘Ook de coronacrisis heeft een invloed gehad. Nederlanders zijn tijdens die periode minder en anders gaan sporten en bewegen. Ze willen vaak hun oude sport- en beweeggedrag weer oppakken, maar dat blijkt in de praktijk lastig. Flexibelere en individuelere vormen van sport, zoals fitness en tennis, zijn populairder geworden.’

Wat vindt deze groep belangrijk in een hockeyclub?
Martens: ‘In het seizoen 2018-2019 hebben we een onderzoek verricht onder 1500 hockeyers tussen de twaalf en achttien jaar. Voor hen was de belangrijkste reden om te beginnen met hockeyen dat er iemand was in de eigen omgeving die ook hockeyt. Logischerwijs speelt het team een grote rol in de hockeybeleving, als iemand lid is geworden. Dan heb je het over gelijkwaardig niveau, sfeer en motivatie. Dat zijn ook precies de punten waaraan spelers zich ergeren. Binnen de club vindt deze doelgroep het belangrijk dat er een goede sfeer is, bijvoorbeeld door het organiseren van activiteiten. Pijnpunten zijn hier een tekort aan waardering en betrokkenheid, een gebrek aan aandacht voor niet-selectieteams en oneerlijke selectieprocedures. Ook de aanwezigheid van een goede trainer, die aandacht heeft voor iemands persoonlijke ontwikkeling, is van groot belang voor deze groep. Tenslotte speelt ook hockeyaanbod een rol. Deze groep wil het liefst stabiliteit qua speel- en trainingstijden, maar wil hier ook – al klinkt dat dubbel – vanaf kunnen wijken en verwacht een flexibele houding van de club.’

Wat kunnen clubs eraan doen om hun pubers te behouden?
Van den Wall Bake: ‘Op de korte termijn kan je al veel doen. Ga bijvoorbeeld als club in gesprek met de jongeren over de teamsamenstelling. Praat met hen over hun wensen en behoeften. Denk niet voor ze, maar betrek ze in het proces. Wat willen zij? Dat zit ook in de activiteiten op de club. Laat ze helpen op drukke zondagen, bij feesten of andere speciale evenementen. En kijk kritisch naar de indeling van de begeleiders. Passen de trainers en coaches echt goed bij het team?’

Martens: ‘Op de lange termijn zou ik clubs ook willen adviseren om te kijken naar dat flexibele aanbod. Is er bijvoorbeeld een paar keer per week een inlooptraining te organiseren? Gewoon, voor wie zin heeft.’

Van den Wall Bake: ‘Als gevolg van corona, maar ook door bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne, is er meer onzekerheid en angst geslopen in onze maatschappij. En juist in tijden van onzekerheid, zie je ook de groeiende behoefte om ergens bij te horen en graag onderdeel te willen zijn van een groep. Gelijkgestemden op te zoeken. Dat is zowel een kans als een grote uitdaging voor de hockeysport.’


1 Reactie

  1. edwin_vermeulen

    Wat als ieder kind, direct om de hoek, zou kunnen sporten onder begeleiding van een gedreven begeleider. Nu rijden ouders stad en land af om hun kroost bij die ene vereniging af te leveren. Als de hockeyverenigingen zich meer zouden gaan richten op veelzijdig bewegen i.p.v. vroeg te specialiseren in het hockeyen zijn er meerdere voordelen te behalen. 1. Er kan een breder en inclusiever publiek worden ontvangen binnen de vereniging. Mensen die normaal niet zo snel een hockeyclub zouden bezoeken komen wellicht wel af op het veelzijdige sportaanbod. Heel NL in beweging is een veel gehoorde slogan. Ja er zullen leden overstapen naar het sportklimmen, volleybal en atletiek omdat ze dat toch leuker vinden. Misschien hebben ze dat wel ontdekt tijdens de trainingen op de club. Ze hebben tenminste wel de bewegelijke, plezierige en sociale basis mogen leggen binnen de kaders van een veilige sportclub. iets waar ze de rest van hun leven plezier aan zullen beleven op en rond het veld. 2. Veelzijdigheid in bewegen zorgt voor een meer veelzijdige belasting van het lichaam zoals vele vroeger ook met alle buitenspeelmomenten van nature meekregen. Niet meer alleen slalommetjes en overslaan, maar dribbelen met een basketbal, rollen over het veld, bewegen op muziek en jongleren en diaboloën als een echte circus artiest. #ASMschijfvan10. 3. Creatieve oplossingen mogen ontdekken door het spel aan de kinderen te laten i.p.v. vroeg specialiseren en moeten doen wat en vooral hoe de trainer wil dat je het doet. Ze zullen ons oudjes versteld doen staan waartoe ze in staat zijn en vooral met welke beweegoplossingen ze komen. We willen toch genieten van creatieve atleten? Laten we ze die ruimte dan ook vooral geven om dat te ontdekken. 4. Uit dit alles komen goede bewegers voort die doorgroeien tot stekte atleten en die atleten worden wellicht ooit de ORANJE toppers voor TEAMNL in 2035 en lang daarna. En zo niet..... dat blijf je toch lekker bij de club bewegen. Sportieve groet, @win


Wat vind jij? Praat mee...