Top 5 Passeerbewegingen: (niet) voor dummies

Hockey is een teamsport. Maar als jíj goed speelt, is dat ook goed voor het team. Je kunt goed spelen door de bal netjes af te spelen, maar ook door een actie te maken en 1 of 2 mannetjes te passeren. Johan Cruijff zegt: ‘als je een mannetje passeert, komt je team in een overtalsituatie.’ Maar hoe passeer je je tegenstander het snelst, slimst, makkelijkst?

1. Haringtruc

Wie kent hem niet: de klassieke haringtruc. Deze stamt nog uit het grashockeytijdperk maar kan, als er veel ruimte ligt, nog steeds. Je speelt de bal langs de ene kant van de tegenstander en zelf ga je langs de andere kant. Snelheid is hierbij belangrijker dan techniek.

2. Trappetje

Het trappetje is even eenvoudig als doeltreffend. Meestal ingezet als je tegenstander ‘hapt’. De bal haal je naar links met de forehand, en met de backhand versnel je en passeer je.

3. Dummy

Voor dummies en niet-dummies: een soort schijnbeweging met de stick. Die beweeg je links of rechts over de bal heen en je neemt de bal de andere kant mee op. Hij werkt het best als je je lichaam ook met je stick meebeweegt om de tegenstander op het verkeerde been te zetten. Passeren is nu een koud kunstje.

4. Reverse

Bij de reverse draait het om snelheid, coördinatie en techniek. De beweging begint bij het met de kont indraaien naar de tegenstander, en vervolgens de andere kant op weg te draaien. De verdediger is (in principe) altijd te laat omdat hij jou volgt en jij begon eerder. Tja, als hij nou gewoon blijft staan…

5. Lift

De lift is een overkoepelende term voor elke passeerbeweging waarbij je de tegenstander met de bal door de lucht verschalkt. Dat kan met een klein wippertje, een links-rechtsbeweging in de lucht of een chopje ‘op de bal’.

Natuurlijk zijn er nog veel meer passeerbewegingen en varianten op deze 5. En per hockeyer is de uitvoering natuurlijk verschillend, waardoor nooit 2 bewegingen dezelfde zijn. Dat maakt het hockeyspelletje zo mooi, toch?


Wat vind jij? Praat mee...