Tophockey óf studie in het buitenland? Rotterdam wil het allebei

Stel, je speelt in de Hoofdklasse en je wilt eigenlijk een jaar in Madrid studeren. Dan vraag je jezelf een paar dingen af. Speel ik daar op hetzelfde niveau? Sta ik niet stil in mijn ontwikkeling? En blijf ik fit genoeg om eenmaal terug in Nederland makkelijk weer aan te kunnen haken? Stuk voor stuk kunnen dit redenen zijn om de studie in Madrid uiteindelijk te laten schieten. Hockeyclub Rotterdam is nu betrokken bij een internationaal project dat dit probleem gaat onderzoeken.

Mark van Rijn, sinds een jaar of twee bestuurslid Tophockey van Rotterdam, heeft het probleem al meerdere keren binnen de club gesignaleerd. Het gaat volgens hem niet alleen om Nederlandse spelers die in het buitenland willen studeren, maar net zo goed om buitenlandse spelers die vanwege hun studie niet naar Nederland komen.

Met de bedoeling om een oplossing voor dit probleem te bedenken, is Rotterdam samen met de Erasmus Universiteit toegetreden tot een consortium van nog vier andere Europese topclubs en universiteiten. Het gaat om Atlétic Terrassa (Spanje), Beeston HC (Engeland), Dragons (België) en Pembroke Wanderers (Ierland) en de universiteiten uit dezelfde steden.

Ruim 370.000 euro subsidie

Deze partijen hebben onlangs door de Europese Commissie een subsidie van ruim 370.000 euro voor het hele project toegewezen gekregen. Doel is om te onderzoeken wat de juiste omstandigheden zijn waardoor topsportende studenten enige tijd in het buitenland kunnen studeren terwijl zij in staat blijven om op hoog niveau te blijven sporten. ‘In het ideale geval zouden zij niet meer tussen hun studie en hun topsportcarrière hoeven kiezen, maar wordt het en-en’, zegt Van Rijn.

Op het eerste oog speelt natuurlijk het lagere niveau van de buitenlandse competities een belangrijke rol in de keuze van Nederlandse tophockeyers om in Nederland te blijven. Een probleem dat zich niet snel laat oplossen. Maar volgens Van Rijn is het de bedoeling dat het onderzoek veel verder gaat dan dat.

De Nederlandse veldcompetitie duurt feitelijk twee keer drie maanden. In de overige maanden zouden spelers best een studie in het buitenland kunnen volgen. Mark van Rijn, bestuurslid Tophockey Rotterdam

‘We willen oplossingen op allerlei vlakken bedenken. Denk bijvoorbeeld aan deeltijd studeren. De Nederlandse veldcompetitie duurt feitelijk twee keer drie maanden. In de overige maanden zouden spelers best een studie in het buitenland kunnen volgen. Dat ze er bijvoorbeeld twee in plaats van één jaar over doen, zodat ze hun ambities alsnog verwezenlijken.’

‘Een ander probleem is dat internationale spelers vaak verplichtingen met de nationale ploeg hebben. Zelf zijn wij afgelopen zomer met Harry Martin en Adam Dixon twee Britten kwijtgeraakt die verplicht in Engeland moeten verblijven om in aanmerking te komen voor de nationale ploeg. Dat probleem speelt natuurlijk in meerdere sporten. Dit project is onder meer bedoeld om te kijken of daar een oplossing voor kan worden bedacht.’

Kick-off in februari in Barcelona

In februari staat op de universiteit van Barcelona de eerste meeting van alle deelnemende clubs en universiteiten op het programma. ‘Dan gaan we zoveel mogelijk brainstormen. Een vervolgstap kan zijn dat we onze ideeën gaan testen. Dat we een speler vanuit Rotterdam naar Barcelona sturen om te kijken of het werkt.’

‘Geen hockeyer hoeft na zijn topsportcarrière niet meer te werken’, vervolgt Van Rijn. ‘Als wij als club een bijdrage aan hun maatschappelijk carrière kunnen leveren, is dat prachtig. Bovendien is dit een unieke kans om de stad Rotterdam te helpen.’