Belgische hockey gaat na het succes weer verder groeien, weet Vanasch

Als kleuter van vier jaar oud begon de Belgische keeper Vincent Vanasch (31) bij Royal Evere White Star in Brussel met hockeyen. Toen waren er zo’n negenduizend hockeyers in België, vertelt hij. 27 jaar later zijn het er vijftigduizend. Na de winst op het WK in India denkt Vanasch dat het hockey nog stevig door zal groeien.

Op de basisschool nam Vanasch vaak zijn hockeystick mee, om elke dag na de lessen direct naar het hockeyveld te gaan. Zijn klasgenoten snapten er weinig van: ‘Wat is dat voor stok? Speel je ijshockey of zo?’ Bijna niemand wist toen wat een hockeystick was, vertelt Vanasch nu. De tijden zijn inmiddels veranderd. ‘Nu zie ik elke zaterdag zoveel kinderen op straat met een stick in de hand naar de hockeyclub fietsen. Dat is zo leuk om te zien.’

De oersterke doelman Vanasch – hij werd gekozen tot beste keeper van de wereld van 2017 – is een de belangrijkste pionnen van het Belgische elftal dat in India wereldkampioen werd. Hij speelde een grote rol bij de shoot-outs die in de finale gewonnen werden tegen Nederland. Dat hij keeper zou worden, was in de jeugd nog helemaal niet zeker. Vanasch: ‘Ik speelde van mijn tiende tot mijn zeventiende bij mijn club White Star meestal een helft als spits en een andere helft als keeper. Soms wisselde ik het per wedstrijd af. Pas toen ik later bij Pingouin ging hockeyen als 18-jarige, ben ik echt als keeper gekomen.’

Vincent Vanasch in het spelershotel in Valencia, over de wereldtitel en de groei van het Belgische hockey. Foto: David Aliaga/Get Ready Images

Sommige teamgenoten keken verbaasd toen Vanasch op de training bleek te kunnen hockeyen

Deze veelzijdigheid heeft er misschien voor gezorgd, dat Vanasch nu een van de beste keepers van de wereld is. Hij weet wat er in het hoofd van een spits omgaat. Zelfs zijn teamgenoten van de Red Lions wisten niet allemaal dat Vanasch vroeger een begenadigd spits was. In de voorbereiding voor het WK van India werd er bij België minitieus van verschillende scenario’s uitgegaan. Een scenario waarbij veel spelers ziek zouden worden en er een keeper in het veld moest worden opgesteld – zoals bij de HWL Final in Bhubaneswar in 2017 gebeurde met de Duitse reservekeeper Mark Appel, die prompt scoorde – was een van de manieren voor het Belgische team om zich zo goed mogelijk voor te bereiden.

Toen Vanasch bij een trainingsoefening voor het WK als spits de cirkel in liep en de bal keihard in het dak schoot, keken zijn teamgenoten  verbaasd. ‘Wat is dit, dachten ze? Maar nu weet iedereen wel dat ik wel kan hockeyen’, lacht Vanasch, die in ieder geval weet dat hij na zijn internationale carrière lekker in de spits kan staan bij de veteranen van jeugdliefde Royal White Evere White Star.

Vincent Vanasch zaterdag in actie tijdens de Pro League-wedstrijd tussen België en Spanje (2-2). Foto: David Aliaga/Get Ready Images

Vrij krijgen van school voor hockey was heel moeilijk

De zachtaardige en goedlachse keeper – bijnaam: ‘The Wall’ – begon zijn hockeycarrière als vierjarige bij Royal Evere White Star en daar in november ook zijn 200ste interland, in de oefenwedstrijd België-Nederland (3-4). Hij woont er nog steeds om de hoek. Toen hij voor Jong België uitkwam, was het voor hem lastig aan de trainingsuren te komen die nodig waren om de top te bereiken. Mede door de status van het hockey toen.

‘Dan moest ik trainen en vroeg ik de leraren of ik daarvoor lessen kon missen. Dat mocht niet van ze. Ik moest keihard vechten om wél een keer naar de hockeytraining te gaan. Nu we wereldkampioen zijn geworden, mag denk ik alles. Ik denk dat het voor de toekomstige generatie een stuk makkelijker wordt om die tijd te krijgen van scholen en universiteiten om te hockeyen.’

Een voorbeeld van de nieuwe status van de Belgische hockeyploeg, die ook werd gekozen tot beste sportploeg van het jaar, is de uitnodiging die Vanasch kreeg om de trofee van ‘Keeper van het Jaar’ op het Gala van de Gouden Schoen (het Belgische voetbalgala) aan de Kroatische doelman Lovre Kalinić te overhandigen.

‘Ik kan echt niet trotser zijn’

Vanasch werd dit weekend in Valencia, waar België de allereerste Pro League-wedstrijd ooit speelde, nog steeds emotioneel als het over de wereldtitel ging. ‘Iedereen kent opeens het hockey en The Red Lions. Wij zijn gewoon de eerste Belgische wereldkampioen in een teamsport. Ik krijg daar nog steeds kippenvel van. Ik kan echt niet trotser zijn.’

De wereldkampioen ziet al dat er rond Brussel steeds meer hockeyclubs en velden bijkomen. Het hockey in België zal weer sprongen maken. ‘Wij moeten net als Nederland nog veel meer hockeyclubs en velden hebben. Een nieuwe infrastructuur. Want er zijn al best wat clubs met een ledenstop, omdat ze te weinig velden hebben. Na het zilver op de Olympische Spelen in Rio zag je dat al gebeuren. Maar ik denk dat het hockey nu na ons succes op het WK nog veel meer gaat groeien.’

Vincent Vanasch. Foto: David Aliaga/Get Ready Images


2 Reacties

  1. vostammer

    Die 55.000 Belgische hockeyers (bijna tweederde is MAN trouwens) zitten bijna allemaal in en rond de as Antwerpen-Brussel (Brussel zelf heeft 16 clubs). Daarnaast heb je nog 2 tamelijk goede en gereputeerde clubs in Gent (Gantoise en Indiana), maar daarbuiten is het Belgische hockey bijna (nog) onbestaande. Daar valt dus nog een wereld te winnen, omdat daar de 7 miljoen andere inwoners van Belgie leven. In de Belgische mannencompetitie wordt er iets minder betaald dan in de top van de Hoofdklasse , maar heel veel scheelt dat niet meer. Verder hebben de Belgische competities het voordeel dat Belgie een land is dat tolerant met migratie omgaat en daardoor zie je overal buitenlandse niet-EU (Argentijns, Australisch, Zwitsers, Nieuw-Zeelands, Zuid Afrikaans, etc) spelers rondlopen (tot zelfs de lagere vrouwendivisies aan toe). Een visa verkrijgen is relatief makkelijk. De onaangename en genante situatie en zure negatieve houding die we in Nederland zo goed kennen mbt papierwerk voor niet-eu vreemdelingen ontbreekt hier. Een groot probleem is daarentegen wél de infrastructuur. De 6 grootste Brusselse clubs (elk 1100 tot 1800 leden) hebben allen de beschikking over slechts 2 (TWEE, u leest het goed) terreinen. Wachtlijsten tot gevolg. Over iets dat op een tribune lijkt praten we liever niet. De indoorfaciliteiten zijn in de regel net zo dramatisch als die bij ons in NL. Een combinatie van opblaashallen en (oudere) gemeentelijke sporthallen. De successen van de Rode Leeuwen kunnen wel als katalysator gaan werken voor het verbeteren van de accommodaties en het genereren van aanwas buiten de traditionele Belgische Hockey-As.. In Wilrijk vlak naast de Antwerpse ring staat een imposant nationaal stadion gepland. Of dat verwezenlijkt gaat worden hangt af van hoe de politieke hazen lopen de komende jaren.

  2. jappiekrekel

    Desondanks of ondanks dat alles... Zijn de resultaten de mannen goed.


Wat vind jij? Praat mee...