Quirijn kon amper lopen, maar strijdt nu met Rood-Wit om de landstitel

Dat Jongens Onder 16 van Rood-Wit het tot de halve finales van het NK heeft geschopt, is op zich al opmerkelijk. Maar voor verdediger Quirijn van der Loo (15) heeft deze zinderende afloop van het seizoen helemaal een speciaal tintje. Hij stond bijna een jaar aan de kant omdat groeipijn hem het hockeyen onmogelijk maakte.

Hij weet het nog als de dag van gisteren. Halverwege het vorig seizoen ging het mis voor Quirijn, die toen eerstejaars B-junior was. ‘Ineens kreeg ik enorme last van mijn knie. Ik probeerde erdoorheen te lopen, maar dat lukte vrij snel niet meer. Eerst dacht ik dat het met rust wel zou overgaan, maar dat gebeurde niet. Van een fysiotherapeut kreeg ik pijnstillers. Dat hielp een beetje, maar rennen bleef pijnlijk.’

Het talent van Rood-Wit belandde in een medische molen. Ging langs bij een andere fysio, voor een second opinion. Daar viel voor het eerst de term groeipijn. Om precies te zijn, de ziekte van Osgood-Schlatter. ‘Een vorm van groeipijn, die ontstaat doordat je spieren sneller groeien dan je botten. De pijn voel je onder je knie en is zo intens dat lopen soms zelfs moeilijk is. Laat staan rennen of sprintjes trekken.’

Rood-Wit JO16-1 strijdt, mét Quirijn van der Loo, om een plek in de finale van het NK Jeugd. Foto: Sander Heeroma

Wandelen was al gruwelijk pijnlijk

Het blijkt een kwaal te zijn die vaker voorkomt onder pubers en dan vooral bij jongens. De diagnose was dus na een aantal onzekere weken gesteld. Maar hoe lang Quirijn uit de running was, dat was compleet onduidelijk. ‘Het kon binnen een maand over zijn. Maar er was ook een kans dat het twee jaar zou duren.’

Uiteindelijk duurde het bijna een jaar voordat hij weer helemaal bij zijn teamgenootjes aansloot. Het was een lastige tijd voor de vwo-scholier. ‘Soms deed ik een kwartiertje mee met een training of wedstrijd, maar dan had ik alweer te veel last. Ik bleef wel altijd naar de club komen, maar steeds vaker met een somber gezicht. Het was moeilijk om in normale kleren langs de kant te staan, terwijl ik zag hoe mijn teamgenoten hard trainden en met veel plezier op het veld stonden. Zeker op de dagen dat zelfs wandelen al gruwelijk pijnlijk was.’

Na de zomer bleef hij kwakkelen, inmiddels in zijn tweede jaar in de Onder 16. ‘Opnieuw haalden we Landelijk, maar de eerste maanden deed ik nog steeds maar af en toe mee. Tot op een dag, een paar weken voor de winterstop, de pijn van de ene op de andere dag weg was. Alsof ik nooit ergens last van had gehad. Een bevrijding. Het was zo heerlijk om weer gewoon te spelen na al die maanden van onzekerheid en kwalen.’

Rood-Wit JO16

Quirijn in actie in de kwartfinale tegen Den Bosch. Foto: Sander Heeroma

Hoogtepunt in de clubhistorie

‘De blessure van Quirijn zie ik als coach van jeugdteams regelmatig terug’, zegt Maarten Bosman, de eindverantwoordelijke voor Rood-Wit Onder 16. ‘Zodra ik een speler hoor over pijn onder de knie rinkelen bij mij de alarmbellen. Een check door een fysiotherapeut raad ik dan altijd aan. Die heeft ook beter inzicht in de belastbaarheid van iemand met zo’n blessure dan ik. Als coach kan je alleen maar de signalen van een speler serieus nemen. Het gekke blijft dat de pijn op een onvoorspelbaar moment volledig verdwijnt. Wij zijn in ieder geval blij dat Quirijn weer fit is. Niet alleen omdat hij waarde toevoegt aan het team, maar vooral omdat niets zo vervelend is om met een blessure buitenspel te staan.’

Die tijd is nu gelukkig voorbij voor de centrale verdediger. Sterker nog, hij mag zich met zijn ploeg opmaken voor de crème de la crème van het Nederlands jeugdtophockey. Zaterdagmiddag treedt Rood-Wit in het eigen Aerdenhout aan tegen Amsterdam. Een hoogtepunt in de clubhistorie. Quirijn: ‘Dat we in de kwartfinales stonden, was al heel gaaf. Tegen Den Bosch kwamen we 0-2 achter, maar vochten we ons terug tot 2-2. We wonnen uiteindelijk op shoot-outs. Dat we het nu als relatief kleine familieclub in de halve finales mogen opnemen tegen een van de grootste clubs van Nederland is helemaal waanzinnig. En ik geef ons een goede kans. Individueel zijn we misschien niet de besten, maar als team gaan we voor elkaar door het vuur. Dat je daar ver mee kan komen, hebben we al bewezen.’

Hoe vaker het over zaterdag gaat, des te enthousiaster hij wordt. ‘Ik ben al zo blij dat ik weer mag spelen. Dat we nu dit seizoen zo mogen afsluiten en dat ik weer helemaal fit ben, had ik in de zomer niet durven dromen.’

 


Wat vind jij? Praat mee...