Van hier tot Tokio (2): een bakje onder de mond van Pirmin Blaak

De verslaggevers Marco van Nugteren en Eelko Wester zijn samen met fotograaf Koen Suyk in Tokio om verslag te doen van het olympisch hockeytoernooi. Via een column berichten ze over zaken die opvallen buiten de lijnen. Vandaag deel 2: de vriendelijkheid van de Japanners.

Wanneer fotograaf Koen Suyk en ik onder een boom eindelijk een stukje beschutting hebben gevonden tegen de brandend hete zon, kijkend naar de training van de Oranje Dames, stopt er naast ons opeens een grote, witte truck. Vanachter zijn stuur en door zijn open raam neemt de Japanse chauffeur ons beiden met een norse blik in zich op. Met zijn handen rommelt hij wat onderin zijn cockpit.

Hij zegt niets, maar maakt de indruk ons iets te willen laten zien. Staan we hier niet goed? Mogen we hier niet komen? Zoekt hij een briefje waarop staat: No access?

Dan steekt hij plotseling iets door het raam. Hij lacht er vriendelijk bij en rijdt zachtjes weer door. Koen en ik staren hem verbaasd na. Opeens staan we naar de Oranje Dames te kijken met allebei een Japanse waaier in onze handen.

Twee enthousiaste vrijwilligers tijdens de Olympische Spelen in Tokio. Foto: Koen Suyk

Op zoek naar de taxi

Twee dingen vallen ons in Tokio op aan de Japanners. Ten eerste hun haast onbegrensde vriendelijkheid. De deuren van de lift van mijn hotel zijn elke keer nog geen centimeter open of de Japanner aan de andere kant buigt al naar me. Een van de militairen die bij de ingang van het Oi Hockey Stadion controleren of ik in mijn tas niet stiekem een bom heb verstopt, begroette me laatst met de woorden: ‘Nice to meet you’. In plaats van een hockeyjournalistje uit het kleine Nederland voel ik me net de Dalai Lamai.

Afgelopen zaterdag, na de avondwedstrijd Nederland-India (5-1), zochten we op het terrein rondom het hockeystadion in het pikkedonker naar de parkeerplaats waar een taxi zou arriveren om ons op te pikken.
‘Ik loop wel even met je mee’, zei een behulpzame Japanner, die in de gaten kreeg dat ik niet goed wist waar ik moest zijn.
Tien minuten later liep hij nog steeds naast me. Het maakte hem niet uit dat het een kilometer lopen was.

Een paar uur eerder keek ik in de interviewzone vragend een Japans meisje aan dat al een tijdje hinderlijk een plastic bakje ter grootte van een A4’tje onder mijn neus hield. Wat was hier de bedoeling van, vroeg ik me af, terwijl ik aan het wachten was op keeper Pirmin Blaak. Al snel kwam de aap uit de mouw. Terwijl ik Blaak interviewde op een afstand van twee meter, zoals de coronaregels voorschrijven, hoefde ik me geen zorgen te maken of het gesprek wel verstaanbaar terug te luisteren was op mijn telefoon. Het meisje hield het plastic bakje met daarin mijn telefoon namelijk keurig onder zijn mond.

Een Japanse vrijwilliger wijst anderen de weg op het busstation. Foto: Koen Suyk

Ik zal er streng op toezien dat het niet meer voorkomt. Mijn excuses, meneer!

Behalve hun vriendelijkheid valt ook op hoe plichtsgetrouw Japanners zijn. Mijn collega Eelko wilde afgelopen zaterdag de Zuid-Afrikaan Ryan Julius interviewen. Een Japanse vrijwilliger was echter vergeten de speler van Almere naar de mixed zone te begeleiden.

‘Kan gebeuren’, zei Eelko.
‘Nee, dat kan niet gebeuren!’ sprak de Japanner zichzelf bestraffend toe. ‘Dit is mijn belangrijkste taak en die neem ik zeer serieus. Ik zal er streng op toezien dat het niet meer voorkomt. Mijn excuses, meneer!’

Ook intrigerend: de bewaker bij de ingang van ons hotel. Elke dag melden we ons één keer bij hem, als we gebruik willen maken van de dagelijkse vijftien minuten die we naar buiten mogen om snel even boodschappen te doen. Voor de rest zit hij urenlang achter een tafeltje. Zwijgend, alsof het een standbeeld is. In shifts die langer dan tien uur duren. Hij piept niet, hij klaagt niet, hij doet gewoon zijn werk.

De Japanners zijn op de Olympische Spelen ontzettend behulpzaam. Foto: Koen Suyk

Een ander voorbeeld: bij de bushalte recht voor ons hotel staat van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat een vrijwilliger in een geel hesje, klaar om al onze vragen te beantwoorden. Vragen die wij, en met ons de rest van de journalisten en fotografen in ons mediahotel, helemaal niet hebben. Alles wat we willen weten – de vertrektijd van de bus – staat luid en duidelijk beschreven op een briefje dat in de lobby hangt.

‘Jullie doen braaf wat jullie wordt opgedragen, hè’, zeg ik tegen de Japanse man achter de balie.
‘Dank u wel, meneer’, zegt hij trots. ‘Wij stellen geen vragen, nee. Wij voeren het gewoon uit.’

Lees ook


Wat vind jij? Praat mee...