De lach en de traan van Klaas Vermeulen bij de iconische 9-2

In aanloop naar de Olympische Spelen blikken we terug op een aantal bijzondere olympische momenten. We trappen af met een klassieker, die nog geen tien jaar oud is. De 9-2 zege van de Oranjemannen in Londen in de halve finale tegen Groot-Brittannië. Een onvergetelijke dag, die Klaas Vermeulen echter ook een zeer zuur gevoel opleverde.

Ze hadden nog geen idee waarvan ze getuige gingen zijn. De 15.000 gelukkigen die op 9 augustus 2012 een plekje hadden bemachtigd in het fantastische olympische hockeystadion. De Riverbank Arena met z’n diepblauwe mat en felroze boarding.

Er was nog vrij weinig gebeurd in de wedstrijd die legendarisch zou worden, toen Klaas Vermeulen in de zesde minuut een slecht en hard genomen vrije bal van de Britten onderschepte. Hoewel, onderschepte? De bal stuiterde van z’n stick, een paar meter naar voren. Vermeulen probeerde de bal te controleren en stak zijn stick uit. Van de andere kant kwam de Brit Glenn Kirkham aanzetten. Ook hij ging voor de bal, die hij met zijn lijf probeerde af te schermen.

Bakker troost Vermeulen na de 9-2 zege. Foto: Koen Suyk

De botsing en de aftocht

Vermeulen knalde daardoor met zijn gestrekte arm tegen het pezige lichaam van Kirkham. Een harde botsing. Meteen greep de nummer 4 van Oranje naar zijn schouder. Een van pijn vertrokken gezicht. Hij ging liggen. De handen door de haren.

De Riverbank Arena viel stil. Dit is niet goed.

Fysio Henk Wilem van der Kamp en teamarts Ward van Soest ondersteunden Vermeulen bij zijn aftocht van het veld. De middenvelder oogde dizzy, een beetje van de wereld. Richtte zijn ogen naar beneden. Einde wedstrijd. ‘Nadat we tegen elkaar aanbotsten, wist ik het al’, zegt Vermeulen nu, negen jaar later, over die ongelukkige clash. ‘Het voelde meteen niet goed. Ik kon mijn arm niet meer bewegen. Dan weet je: het is een lastig verhaal.’

‘Het was best een lange wandeling’, herinnert Vermeulen zich. ‘We liepen onder de tribunes door, die daar alleen voor het hockeytoernooi waren neergezet. Onderweg hoorde ik het publiek juichen. De speaker riep dat het 1-0 voor Nederland was. Ik kreeg het wel mee, maar had ondertussen wel veel pijn. We gingen naar de kleedkamer om een eerste blik te werpen op mijn schouder.’

Met Valentin Verga, Floris Evers en Billy Bakker showt Vermeulen z’n zilveren plak, die jaren later werd gestolen. Foto: Koen Suyk

Alle gevoelens door elkaar

Ondertussen ging Oranje steeds soepeler draaien. Bij rust was het al 4-1. ‘De tweede helft heb ik vanaf de tribune gezien. Ik mocht bij mijn ouders en oma gaan zitten, die waren er ook. Het was voor mij een hele emotionele wedstrijd. Ik genoot van het team, was ook echt blij met hun spel. Blij voor Floris Evers die geen gelukkig toernooi speelde, maar in die wedstrijd wel scoorde. Ik vond het schitterend hoe Billy Bakker vanaf de achterlijn een bal in kruising ramde met z’n backhand. Als hij dat nog twintig keer zou proberen, zou dat ‘m niet nog eens lukken.’

‘Maar naast die lach was er ook een traan. Man, ik was nooit geblesseerd. En nu dit. Alle gevoelens liepen die wedstrijd door elkaar. Trots. Verdriet. Angst. Heel intens allemaal.’

Uiteindelijk werd het dus 9-2. Negen tegen twee. Een wedstrijd die historisch is geworden, waar nog vaak aan wordt gerefereerd. Begin tegen een gemiddelde tophockeyvolger over ‘de 9-2’ en hij of zij weet precies wat er bedoeld wordt. Er is maar één 9-2. Een uitslag die natuurlijk onwaarschijnlijk is. In de Hoofdklasse zou je er al van opkijken. Maar in de halve finale van de Olympische Spelen – tegen het gastland, ook dat nog – was het natuurlijk al helemaal bizar.

Alles klopte, alles was raak. Drie goals van Bakker en drie van Roderick Weusthof, die zijn comeback in Oranje een prachtige glans gaf. Evers, Mink van der Weerden en good-old Teun de Nooijer deden de rest. Een galavoorstelling met als beloning een finaleticket. Na deze liefdesode van de kunstenaars van bondscoach Paul van Ass aan het aanvallende hockey, kon deze dag niet meer stuk.

Ik moest mijn bed afstaan aan Tim Jenniskens en belandde bij een paardenspring-gozer op de kamer Klaas Vermeulen

Behalve dan voor Vermeulen.

De foto na afloop, bovenaan dit artikel, spreekt boekdelen. Vermeulen kijkt op het veld wat versuft en verwonderd om zich heen. Zijn medespelers klappen en lachen, de pechvogel krijgt zijn vleugels en mondhoeken niet meer omhoog. Zijn linkerarm zit in een mitella, waarover de Nederlandse vlag is gedrapeerd. Eigenlijk loopt-ie er een beetje verloren bij.

Vermeulen wachtte nog diezelfde avond – inmiddels was het bijna nacht – een scan in het ziekenhuis in het olympische dorp. Daaruit bleek dat zijn schouder uit de kom was gegaan en dat de banden daarom heen waren opgerekt. Geschatte hersteltijd: minstens vier werken. ‘Toen was het zeker dat het einde verhaal was voor mij, richting de finale. Tim Jenniskens is daarna als reserve bij de ploeg gekomen. Ik wilde graag in het olympisch dorp blijven en dat was ook de wens van het team. Maar dat ging niet zomaar. Ik moest mijn bed afstaan aan Tim, zodat hij bij de ploeg kon slapen. Uiteindelijk heeft chef de mission Maurits Hendriks geregeld dat ik ergens anders kon liggen, bij een paardenspring-gozer op de kamer. Hij zal weinig last van me hebben gehad, ik zat vol aan de pijnstillers en had weinig te melden.’

Vermeulen na afloop met Glenn Kirkham, de man met wie hij botste. Foto: Koen Suyk

Het gedicht van Paul van Ass

En dat allemaal na een dag die al zo bijzonder begon. ‘Voor de wedstrijd heeft Paul een gedicht voorgelezen. Volgens mij gebeurde dat nog in een van de appartementen waar we verbleven. Dat gedicht had hij van zijn vader had gekregen, kort voor diens overlijden. De precieze inhoud weet ik niet meer, maar het kwam erop neer dat je eigen weg moet volgen en de kansen moest pakken als die voorbij zouden komen. Iedereen was er stil van. Het maakte megaveel indruk.’

Vermeulen zag als toeschouwer hoe Oranje de finale verloor van Duitsland. Daardoor nam hij een zilveren medaille mee uit Londen. ‘Daar ben ik nooit ontevreden over geweest. Voor mij was dit geen medaille met een smetje. Voor mijzelf was dit het hoogst haalbare. Ik heb bijgedragen aan zilver en speelde een goed toernooi. Achteraf was het misschien wel de beste periode van mijn carrière. Bij een gouden plak had ik toch een ander gevoel gehad, denk ik. Had het dan, door het missen van de finale, dan wel als mijn plak gevoeld? Het was voor mij oké zo.’

Vermeulen vlak voordat hij uitviel in de halve finale tegen ‘GB’. Foto: Koen Suyk

De gestolen medaille

Die medaille is een verhaal an sich. Drie jaar na de Spelen – Vermeulen was inmiddels gestopt als international – werd het eremetaal gestolen uit zijn huis in Amsterdam tijdens een inbraak. ‘Een jaar later heb ik een replica gekregen, dankzij inspanningen van de Europese hockeybond. Zij hadden dat als verrassing voor mij geregeld. Was een hele procedure, volgens mij. Natuurlijk was ik daar superblij mee. Die nieuwe is meteen in de kluis gelegd. De echte medaille heb ik helaas nooit meer teruggezien.’


Wat vind jij? Praat mee...