Maikel Brekelmans: de clubman van bijna twintig jaar Were Di

Hij speelde maar liefst negentien jaar voor Were Di Heren 1. Scoorde 197 goals voor zijn ploeg. En passant pakte hij de landstitel en een interland voor Oranje mee. Maar nu stopt Maikel Brekelmans. Zondag, in het in 4-4 geëindigde duel tegen Cartouche, nam hij voor eigen publiek afscheid.

‘Alle elementen van een mooi afscheid waren aanwezig’, blikte Brekelmans (39) terug op zijn laatste wedstrijd in het vaandelteam van zijn club. ‘Veel vrienden, familie en andere toeschouwers, vuurwerk voor en na de wedstrijd, lekker weer, een gelijkspel dat we met een inhaalslag in de laatste minuten binnensleepte. Ik maakte een van de doelpunten. Kreeg mooie woorden. En zoveel publiek bij ons heb ik niet vaak meegemaakt.’

Als het iemand gegund is, dan is dat Brekelmans. Als zevenjarige begon hij in de E’tjes bij Were Di. Hij doorliep alle eerstelijns jeugdteams en maakte op zijn zestiende zijn debuut voor Heren 1; toen nog uitkomend in de Eerste Klasse. ‘Ik kreeg meteen de vraag van de coach of ik niet vast bij de ploeg wilde komen. Ik hield dat af; ik vond het nog veel te leuk om met leeftijdsgenoten te spelen.’

Hij had zo veel talent dat het Tilburgse vaandelteam toch een beroep op de jonge Brekelmans wilde doen. Een paar jaar combineerde hij A1 op zaterdag met Heren 1 op zondag. Toen hij in Tilburg bleef om te studeren (sport, economie en management), schoof hij als vanzelfsprekend definitief door naar het eerste mannenteam.

Brekelmans: ‘Mijn eerste jaar ging meteen heel goed. Ik maakte 23 doelpunten in de competitie en voelde mij als een vis in het water. Het spelen in een vertrouwde omgeving waarin hockeyen op leuk niveau regelmatig werd gecombineerd met feestjes paste mij uitstekend.’

Van eersteklasser naar landskampioen

Zijn kwaliteiten bleven niet onopgemerkt. ‘Ik werd op een dag gebeld door Marcel Balkestein. Hij speelde voor Oranje Zwart en vroeg mij of ik te porren was voor een overstap.’

Brekelmans maakte de transfer en kwam in een team terecht met namen als Australiërs Jay Stacy en Troy Elder. ‘Het was wel even wennen bij Oranje Zwart. Aan de faciliteiten lag dat niet: ik kreeg een auto en de staf was met coaches Roger van Gent en Toon Siepman heel goed. We trainden drie keer per week. Destijds was dat normaal. Anders was vooral de sfeer. Waar bij Were Di een heel hoog ons-kent-ons-gehalte heerst, bestond het team meer uit bij elkaar geraapte spelers uit alle hoeken van het land en daarbuiten. Ik vond het daardoor moeilijk mij thuis te voelen op de club.’

Australiër en voormalig Oranje-Zwart-speler Jay Stacy maakt het de Bloemendalers Lodewijk de Bruin(l) en Menno Booij (r) moeilijk. Foto: Koen Suyk

Hockeyend beleefden Brekelmans en Oranje Zwart piekjaren. ‘In mijn tweede seizoen (2004/2005, red.) werden we landskampioen. In het hol van de leeuw, op Bloemendaal, versloegen we hen in de derde wedstrijd van de finale. Waanzinnig. Zoveel mensen langs de kant, zo’n ontlading. Dat was echt geweldig om mee te maken.’

Het spel van Brekelmans viel bovendien op. ‘Door het jaar heen speelde ik redelijk, maar in de play-offs was ik op mijn best. Ik mocht aansluiten bij Oranje B. Dat was een groep jongens die te oud waren voor Jong Oranje en net niet goed genoeg voor het echte Nederlands elftal. Wekelijks trainden we met hen mee, maar verder speelden we geen wedstrijden.’

Beroemdheid in India

Toch kreeg het Oranje-verhaal voor Brekelmans een onverwachte wending. ‘In december 2005 ging het Nederlands team naar de Champions Trophy in India. Op het laatste moment viel Bloemendaal-spits Nick Meijer uit. Als beste aanvaller van Oranje B mocht ik zijn plaats innemen. Nog ziek van de vaccins vloog ik halsoverkop naar Madras. Tijdens alle wedstrijden zat ik op de bank, maar vlak voor de finale kreeg Matthijs Brouwer een bal op zijn hand. Zo maakte ik mijn debuut. Er zaten 30.000 mensen ons toe te juichen vanaf de tribunes. Een gekkenhuis. De wedstrijd werd nog onderbroken door een enorme hoosbui. Helaas verloren we van Australië, maar het was een ervaring om nooit te vergeten. Na afloop verzamelden drommen Indiërs zich om ons heen. Iedereen wilde een handtekening, een scheenbeschermer of een sok. Even voelde ik mij een beroemdheid.’

Bij Brekelmans bleef het bij die ene interland. Nadat ook Oranje B werd opgeheven, focuste hij zich weer volledig op clubhockey. ‘Na nog anderhalf jaar Oranje Zwart begon het te wringen bij mij. Hockeyend was het fantastisch en had ik met het landskampioenschap eigenlijk alles al een keer meegemaakt. Maar ik voelde mij er na vier jaar nog steeds niet thuis. Het was anders dan ik gewend was, met spelers die kwamen en gingen. Bovendien kwam Eric Verboom aan het roer. Hij wilde van drie naar vijf trainingen per week gaan. Dat vond ik nogal wat.’

Na een periode van twijfelen besloot de spits het absolute tophockey vaarwel te zeggen en terug te keren naar zijn oude cluppie. ‘Were Di was inmiddels naar de Overgangsklasse gepromoveerd. Ik wist dat ik een andere rol zou krijgen. Waar ik bij Oranje Zwart meeging in de flow van het team, werd ik bij Were Di een dragende speler. Speelde ik goed, dan was dat van invloed op het resultaat. Had ik een mindere dag, dan zag je dat ook terug in de uitslag. Die rol lag mij prima. Bovendien woonde ik weer om de hoek bij de club. Maar bovenal voelde ik mij weer helemaal op mijn plek. Het oude gevoel van spelen op aardig niveau met vrienden die al jaren bij het team zitten: dat had ik gemist.’

Maikel Brekelmans (hier in 2015 tegen Klein Zwitserland) voelt zich thuis bij Were Di. Eigen foto

Spijt van zijn terugkeer naar Were Di heeft hij nooit gehad. ‘Siepman en Verboom vonden het zonde dat ik was gegaan. ‘Als je nu lager gaat spelen, is dat definitief’, zeiden ze. Maar mijn clubliefde was groter dan de drang om op het hoogste niveau te spelen. Tot op de dag van vandaag ben ik heel blij dat ik terug naar Were Di ben gegaan.’

Onverwacht kampioen

Brekelmans werd aanvoerder en scoorde er lustig op los. Blessures had hij zelden. ‘Hoogstens kampte ik nu en dan met hamstringklachten, maar die waren altijd al na één of twee weken voorbij. Ik denk dat ik in mijn leven hoogstens vijf wedstrijden heb gemist.’

Were Di draaide intussen prima mee in het linkerrijtje van de Overgangsklasse. ‘We hebben eigenlijk een traditie van niet promoveren en niet degraderen, behalve de promotie naar de Overgangsklasse in mijn tijd bij Oranje Zwart en in 2019. Totaal onverwacht werden we toen op de laatste speeldag kampioen, omdat concurrent Groningen gelijkgespeeld had. Dat was natuurlijk gaaf, maar lang niet zo als bij het landskampioenschap. Daar hadden we wekenlang naartoe geleefd, terwijl het nu uit de lucht kwam vallen. De club had ook nergens op gerekend. Ze hebben nog maar wel het clubhuis open gezet toen we terugkwamen, maar echt druk was het niet.’

Terwijl de jaren verstreken, groeide het leeftijdsverschil met zijn teamgenoten steeds meer. ‘Ik speelde de afgelopen seizoenen met jongens die nog niet eens geboren waren toen ik mijn debuut maakte. Meerdere van hen heb ik getraind. Er is nog een foto waarop ik sta met Olivier Marres. Toen was hij mini van de week; nu stonden we samen in de spits bij Heren 1.’

Maikel Brekelmans en Olivier Marres als mini van de week.

Het zorgde er niet voor Brekelmans aan stoppen dacht. ‘Ik heb mij nooit verveeld. Hockey heeft mij altijd veel energie en voldoening gegeven. Trainen vind ik heerlijk: jezelf uitdagen, partijtjes en duels spelen, fysiek bezig zijn, scoren.’

Afscheid met Werediaanse speelstijl

Na negentien jaar Were Di Heren 1 (en vier jaar Oranje Zwart) is het nu dan toch zover. ‘Dat heeft vooral met thuis te maken. Ik heb inmiddels een vrouw en twee dochters van één en drie jaar. Elke zondag van 12.00 tot 19.00 uur weg zijn, hakt er voor hen wel in. Bovendien heb ik een drukke baan als sales manager, dus die tijd kan ik doordeweeks niet compenseren. En ik wil voorkomen dat ik mijn teamgenoten niet meer kan bijbenen. Eigenlijk wilde ik twee jaar geleden al stoppen, maar toen gooide Covid roet in het eten. Halverwege het seizoen afscheid nemen, is niets voor mij. Nu hebben we gelukkig wel het hele jaar vol kunnen maken.’

Voor Were Di is dit seizoen geen onverdeeld succes geweest. Na een zeer matige eerste seizoenshelft, met slechts drie punten, was degradatie voorkomen al bijna onmogelijk. De ploeg kreeg met Peter Kalfsterman een andere coach, maar hoewel de Tilburgers sindsdien meer punten behaalden en vooral meer scoorden, bleek de achterstand op de concurrentie te groot. ‘Niemand heeft er een traan om gelaten. We waren dit seizoen gewoon niet goed genoeg. Met de komst van Peter is er een stuk ontspanning in de ploeg gekomen. Hij heeft een meer Werediaanse stijl: heel aanvallend, ons vrijer laten spelen en liever de bal naar voren dan breed. Bovendien is hij heel sociaal. Ondanks de degradatie ben ik blij dat we met hem als coach het seizoen hebben afgemaakt.’

Voor Brekelmans zit zijn taak er bijna op. Nog één wedstrijd te gaan, uit tegen Nijmegen, en dan is het dan echt over en uit. Of toch niet helemaal? ‘Stoppen met hockey doe ik zeker nog niet. Ik ga in Heren 3 spelen, met vrienden met wie ik nooit eerder heb samengespeeld. Eén training en een wedstrijd per week. Ik heb al een keer meegetraind. De helft was er niet en de andere helft kwam op het laatste moment aankakken. Dat is wel even wennen; ik wil er toch altijd het meeste uithalen en de beste zijn.’

Betrokken bij Heren 1 blijft hij wel. ‘Ik ga assisteren bij trainingen.’ En als zijn oude ploeg eens een invaller nodig heeft? ‘Dan doe ik zeker mee!’

 


Wat vind jij? Praat mee...