De dag dat Reinoud Wolff de Elfstedentocht uitreed

Reinoud Wolff kennen we als de huidige coach van de mannen van Hurley. Als de man die titels vierde met Bloemendaal en Rotterdam en zelf vroeger bij Gooische speelde. Maar…Wolff is ook een fanatiek schaatser. In het mooiste schaatsweekend sinds jaren doet hij zijn verhaal over de mooiste sportdag in zijn leven. 26 februari 1986. De dag dat hij de Elfstedentocht uitreed.

‘Diep in mijn hart had ik in 1985 al mee willen doen. Klein probleempje. De dag ná de Elfstedentocht had ik een meniscusoperatie staan. Met de knieblessure die ik toen had, kon ik niet hockeyen maar wel schaatsen. Maar ik weet zeker dat ze dat thuis hadden tegenhouden.

Niet dat ze tegen het schaatsen waren. Sterker nog: mijn vader was zelf een fanatieke schaatser, die meedeed aan tochten. Ik had het dus niet van een vreemde. Vroeger reden we met vriendjes vanaf Gooische, waar ik speelde, zo richting de Ankeveensche Plassen. Het was de tijd dat je ‘s winters een week of zes kon schaatsen. En dat deden we dus ook.

Na die gemiste tocht van 1985 had ik mazzel. Een jaar later werd-ie weer gehouden. Daar moet ik bij zijn, dacht een groot deel van Nederland. En ik dus ook. Toen ik de beroemde woorden ‘It giet oan’ hoorde, was ik op mijn werk bij een bank in Amsterdam.

Wolff zoals we ‘m kennen, coachend langs de lijn bij Hurley. Foto: Orange Pictures / Arnold Verkade

In een Lelijke Eend naar Friesland

Ik heb zo snel mogelijk mijn spullen gepakt en ben met vier vrienden in mijn Lelijke Eend naar Friesland gereden. Een dag later zou het al zover zijn. Veel Friezen hadden slaapplekken aangeboden. Wij kregen een plekje toegewezen in Leeuwarden, op maar vijf minuten lopen van de Frieslandhal. Daar moest je je voor de start melden.

Het was een schitterende nacht. Om de zoveel uur vertrok één van ons. Ik was vrij snel aan de beurt. Op tv zag ik de start van de grote jongens, zoals Evert van Benthem, die in 1985 en 1986 won. Een paar uur later mocht ik het ijs op, in een groep van duizend man. Buiten was een volksfeest gaande.

Op de bruggen zongen ze: Evert is allang weer thuis. Ze hadden nog gelijk ook.

Feest in de kroegen en op straat. In het donker reed ik het Slotermeer op. Een beetje unheimisch was het. Mistig. Zaklampen wezen ons de goede kant op. In de dorpen en stadjes die we passeerden was het een gekkenhuis. Op bruggen waren ze aan het zingen: ‘Evert is allang weer thuis’. Mooi man. Het klopte ook nog.

Duizenden mensen op de been, een waanzinnige sfeer. Ik was 22. Onwijs fit. Kon ook vrij hard schaatsen. Maar ik had me voorgenomen dat ik ook wilde genieten. Het ging me niet om de eindtijd, het ging om het meemaken. Erbij zijn. Deel uitmaken van die gelukkigen die mochten rijden. Ik reed de hele dag in wisselende groepjes. Je zoekt elkaar op. Vindt elkaar in elkaars tempo. Iedereen heeft hetzelfde doel. De finish halen en zo veel mogelijk uit je dag halen.

Een zetje, een paar aardige woorden en een aai over de kop. En ik ging weer.

 

Ik had het idee dat het vrij vlekkeloos ging. Totdat ik na zo’n 150 kilometer bij Dokkum was. ‘Jongens, deze moeten we even helpen’, klonk er uit het publiek. Blijkbaar zag ik eruit alsof ik naar de knoppen was. Ik kreeg een zetje, een paar aardige woorden en een aai over de kop. En ik ging weer.

Tien boterhammen met jam

Het was onwijs koud, zo’n min vijftien graden. Onderweg hoefden we maar met onze vingers te knippen en iemand had thee, chocolademelk of iets anders warms te drinken. Ik had een stuk of tien boterhammen met jam meegenomen. Daarmee zou ik een heel eind komen, dacht ik. Ik weet nog dat ik te veel kleding aanhad. Al vrij snel had ik de mouwen van mijn jas afgeritst en achtergelaten. Een paar kilometer later was ik mijn jas ook kwijt. Ik had geen idee wat ik moest verwachten. Had gewoon een paar dingen aangetrokken.

Dus ja, ik bereikte de finish. De aanblik van Leeuwarden vanaf de Bonkevaart in het schijnsel van het avondlicht.

Zo mooi. Dat zal ik nooit vergeten.

Missie geslaagd. Maar ja, daar stond ik dan. Op mijn schaatsen. Onze schoenen waren vanaf het startpunt naar de finish, aan de andere kant van Leeuwarden gebracht. Er lagen daardoor 20.000 schoenen in een hal. Die van mij zijn daar gebleven. Op sokken ging ik de bus in, richting mijn spullen.

Daarna de auto in. Want ja, ik had keurig vrij geregeld op de dag van inschrijving en de tocht. Maar niet voor de dag daarna. Het was elf uur, ik had tweehonderd kilometer geschaatst en ik was gesloopt. Maar ik werd dus gewoon de volgende dag om half negen in Amsterdam verwacht.

Voor tachtig gulden in het Postiljonhotel

Ik heb een poging gewaagd om naar huis te rijden. Maar voordat ik Friesland uit was, was ik al drie keer in de berm beland. Dat rijden was dus geen goed idee. In Heerenveen zat het Postiljonhotel, aan de rotonde vlakbij de snelweg. Als ik daar nou een paar uur kon pitten, kon ik daarna door naar mijn werk.

Thuis en op mijn werk was er paniek. Niemand wist waar ik was.

 

Ik heb nog geprobeerd om te onderhandelen over de prijs, omdat het maar voor een paar uurtjes was. Niet gelukt. Tachtig gulden, ik weet de prijs nog. Ik moest er vroeg uit om op tijd in Amsterdam zijn. Wekker gezet en gaan liggen. Om elf uur werd er op de deur gebonkt. Ik had allang uit moeten checken. Thuis en op mijn werk was er paniek. Niemand wist waar ik was. In mijn 2CV reed ik naar huis. Nog steeds bekaf. Maar wel met dat kruisje op zak.

Wolff na het behalen van de landstitel met Rotterdam in 2013. Foto: Koen Suyk

Natuurlijk heb ik genoten van de landstitels met Rotterdam en Bloemendaal. Maar de Elfstedentocht is met afstand het leukste dat ik op sportgebied gedaan heb. Ik krijg bijna tranen in mijn ogen als ik erover vertel. Het voelt zo bijzonder om deel uit te maken van zoiets unieks. Het ijs, de feestende massa, de prachtige plaatjes onderweg, de strijd met jezelf. Dat is al schitterend.

Opgegeven in 1997

Maar het mooiste vind ik dat je niet weet wanneer de tocht gereden wordt. Dat het niet op een vast moment is. Dat maakt het echt speciaal. Ik heb ‘m daarna nogmaals mogen rijden. In 1997. Toen ik startte ik uren later. Was minder fit en had die dag koorts. Bij Franeker, op zeventig kilometer voor de streep, heb ik op moeten geven. Ik wist dat het niet lukte om op tijd binnen te zijn. Het blijft dus vooralsnog bij dat ene kruisje.

Inderdaad, vooralsnog. Want ik ben nog steeds lid van de Elfstedenvereniging. Ben nu weer fit genoeg om het aan te kunnen. Dus mocht het weer een keer zover zijn, dat het kan en mag: dan ben ik erbij. Dan laat ik opnieuw alles uit mijn handen vallen. Dan is het: sorry jongens van Hurley of waar ik dan ook train. Dit is zo uniek. Dit gaat voor.’


2 Reacties

  1. jobe

    Blijft een ontzettende sympathieke en geweldige coach.

  2. René Winteraeken

    Geweldig leuk verhaal Reinoud! Hartelijke groet!👍


Wat vind jij? Praat mee...