Nog een dag vol degradatiestress voor Bloemendaal en Carmel Bosch

Het afgelopen weekend was een rollercoaster voor zaalinternational Carmel Bosch (22). Preciezer nog: de 24 uur van zaterdag- tot zondagmiddag. Haar Bloemendaal was ten dode opgeschreven, maar ontsprong de degradatiedans op wonderbaarlijke wijze. Vooralsnog. Want er wacht nog een dag vol kelderhockey.

Chaos. Onduidelijkheid. Bizar. Dat zijn de woorden die Bosch noemt als we haar vragen naar haar weekend. Er moest zaterdagmiddag van Almere gewonnen worden, wilde Bloemendaal de zaken in eigen hand houden. Dat mislukte. Het team was aangedaan. ‘Maar er was nog een strohalm’, blikt Bosch terug. ‘We moesten ruim winnen van Laren.’ Dat lukte, maar zelfs toen was er nog niks zeker. Er moest gerekend worden. De regels werden nog eens goed doorgenomen. Na wat gepuzzel was het duidelijk: Bloemendaal leefde nog en Almere degradeerde rechtstreeks. Op doelsaldo.

Opgestaan uit de dood. Herrezen. Nog in leven, maar nog nergens zeker van. En dat voor een ploeg, dat de zaaltrainingen op één hand kon tellen. Getraind werd er amper. ‘We hebben geen eigen hal, dus het was inderdaad behelpen’, zijn de woorden van de aanvoerder van De Mussen, die er liever geen woorden aan vuil maakt. Natuurlijk niet, want zaalhockey is haar ding. Haar hart gaat er sneller van kloppen.

Carmel Bosch. Foto: Willem Vernes

Daarom koos ze vorig zaalseizoen (2018-2019) voor een avontuur in Duitsland, bij het Hamburgse Flottbek. De contacten waren er nog, maar een tweede Duitse avontuur stond haar niet aan. ‘Ik heb heel bewust voor Bloemendaal gekozen. Het was een optie, maar heb gekozen voor rust en stabiliteit. Niet continu op en neer reizen. En een andere club in de Hoofdklasse ging ‘m sowieso niet worden. Ik wilde niet tegen mijn eigen team spelen. Ik vond het mooi om met mijn eigen ploeg voor het eerst in de Hoofdklasse te kunnen spelen.’

We moeten hartstikke hard werken om erin te blijven en dat zegt iets over ons niveau Carmel Bosch

Van het (niet) trainen op ’t Kopje kreeg ze niet veel mee. Doordeweeks was ze druk met de Nederlandse zaalploeg. En sloot in de weekenden bij Bloemendaal aan, die her en der wat oefenwedstrijden speelden, uit. ‘Afgelopen week hebben we één training gehad. En komende week, dan trainen we ook.’ Bosch had het graag anders gezien, maar begrijpt dat dat niet kan. ‘Je ziet dat we de systemen missen. Bloemendaal is van nature niet echt een zaalploeg. Ik vind het mooi dat we gepromoveerd zijn. Maar we moeten hartstikke hard werken om erin te blijven en dat zegt iets over ons niveau.’

Bosch krikt dat niveau eigenhandig op met haar corner – tien goals in de reguliere competitie -, vaardigheid en kennis. ‘Ik probeer vooral de structuur neer te zetten. Het draait echt niet alleen maar om mij. Dingen die ik van Oranje meegekregen heb, probeer ik over te brengen op mijn team.’ Langzaam lukte Bosch dat. ‘We moesten stappen maken om niet te degraderen. We gaan niet arrogant zeggen dat we thuishoren in de Hoofdklasse. Daar moeten we naartoe werken en hebben we zeker nog een seizoen voor nodig.’

Carmel Bosch. Foto: Willem Vernes

Toen Bloemendaal zaterdag aan directe degradatie was ontsnapt, wachtte zondag Helmond nog. De twee nummers drie. Een direct duel waarvan de winnaar zich zou plaatsen voor de nacompetitie en de verliezer alsnog zou degraderen. Klinkt als vuurwerk, maar in de praktijk viel dat wel mee. Bloemendaal won eenvoudig (6-1) en komende zondag is de laatste horde. Dan wordt duidelijk of het team van Bosch daadwerkelijk nog een seizoen meemaakt op het hoogste zaalniveau.

De rollercoaster dendert door

Bloemendaal treft zondag in de nacompetitie Laren en Ring Pass. Twee ploegen van die drie blijven in de Hoofdklasse, eentje degradeert naar de Topklasse. Zenuwslopend, als je het Bosch vraagt. 

‘De rollercoaster van dit weekend gaat zondag weer even door’, beseft ze. Het was voor Bloemendaal lastig om aan het begin van het zaalseizoen een team op de been te krijgen, er waren niet altijd voldoende mensen. Bosch droomt van het mooiste scenario.  Ten dode opgeschreven zijn, maar toch nog handhaven. ‘We zijn de afgelopen weken best wel eens met onze neus op de feiten gedrukt. Volgend seizoen moeten we het iets serieuzer nemen’, blikt ze alvast vooruit. 

Gerust is ze nog allerminst. ‘Pas als we zondag twee keer winnen, alle doelsaldo’s en reglementen kloppen, pas dan ben ik blij.’


Wat vind jij? Praat mee...