Zaalhockey leeft, dus zaalhockeyhaters: stop met zeuren

Het zaalhockeyseizoen 2016/2017 zit erop. Tijd om de balans op te maken. Liefst 130.000 hockeyers waren actief tussen de balken. Een record. Maar geklaagd werd er ook, met name in de Hoofdklasse Zaal. Alle excuses hebben we weer voorbij horen komen: de zaal zou een noodzakelijk tussendoortje zijn en sommige teams degraderen liever dan een extra ronde in de play-outs. De haters zijn aan de verliezende hand: zaalhockey leeft als nooit tevoren.

Geen zaalseizoen zonder rel. Dit jaar hing de dispensatieregel als een donkere wolk boven de zalen en hallen. De KNHB had de dispensatieregel juist in het leven geroepen om veldinternationals een kans te geven om – ondanks hun trainingsstage met Oranje – toch deel te nemen aan de play-offs. De nieuwe regel bleek niet tijdig bij iedereen bekend. Daardoor mochten sommige internationals alsnog niet meedoen als hun club de play-offs zou halen. Het gevolg: een klaagzang en coaches die de miscommunicatie aangrepen om de blik zo snel mogelijk op het veld te richten. Den Bosch-coach Raoul Ehren zei, nadat zijn ploeg de play-offs was misgelopen: ‘Als onze internationals de play-offs niet mogen spelen, hoeft het van ons niet.’

Ehren verwoordde eerlijk wat sommige andere hoofdklasse-coaches het liefst off the record zeggen: zaalhockey is onbelangrijk. Een sportieve doodzonde, die afbreuk doet aan de prestaties van degenen die zaalhockey wel serieus nemen. En een mening die ook haaks staat op de landelijke trend: zaalhockey is groter dan ooit in Nederland. Dit jaar deden liefst 130.000 spelers en bijna 10.000 teams mee. Een record. Bij de finale van de jongens A1 puilden de tribunes van het Topsportcentrum in Rotterdam uit met zo’n 2100 toeschouwers. De livestream van het NK Zaal via hockey.nl bereikte 110.000 kijksessies. Daarnaast waren bij de Hoofdklasse play-outs op de zondag na het NK zó veel supporters aanwezig dat de vraagt rijst of je die wedstrijden nog wel in zalen kunt houden zonder serieuze tribune.

Blaashallen schieten als paddenstoelen uit de grond

Verliep het dan allemaal vlekkeloos? Zeker niet. Jeugdteams en lagere teams spelen hun wedstrijden nog steeds vaak op onmogelijke tijden, moeten ver reizen en liggen soms weken stil om dan in no time hun competitie af te raffelen. Een gebrek van zaalcapaciteit is daar debet aan, klinkt steevast als excuus. Hopelijk dat de eigen zalen en blaashallen, die als paddenstoelen uit de grond schieten, daar binnen enkele jaren een einde aan maken.

Op het hoogste niveau was er dit jaar ook best reden tot mopperen. De reguliere competitie van de Hoofdklasse Zaal werd er binnen vier weken doorheen geramd. Dat er geen EK of WK was, hielp ook niet mee. Daardoor kon niemand zijn of haar plek in de nationale selectie afdwingen en was er bijvoorbeeld voor de speelsters van Den Bosch geen extra motivatie om toch aan de play-offs deel te nemen. Maar naast deze begrijpelijke argumenten werden vooral de oude excuses van stal gehaald.

De vrouwen van Laren gaven het goede voorbeeld

De vrouwen van Laren lieten zien hoe het óók kan. Ze presteerden in het begin van de competitie ronduit slecht, stonden laatste en hadden zich rechtstreeks kunnen laten degraderen om zich snel weer op het veld te kunnen richten. Ze deden het tegenovergestelde. De dames eisten meer trainingstijd, presteerden sindsdien steeds beter en klommen van de laatste plaats af. Daardoor moesten ze via de play-outs een extra ronde spelen en konden ze zich pas een week later op het veld focussen. Zo’n instelling in de zaal verdient een pluim.

De jonge generatie vindt zaalhockey net zo belangrijk als veldhockey

Ook Ellen Hoog verdient een compliment. Zij had als oud-international deze winter alle tijd om te zaalhockeyen, maar deed het niet. Zaalhockey is niks voor haar, vindt ze, en dus doet ze er niet aan en dat is haar goed recht. Wel zat ze applaudisserend op de tribune. Zodoende stimuleerde ze het enthousiasme van onder meer de Amsterdamse jeugdspeelsters Lana Kalse en Felice Albers. Ze gaf daarmee een voorbeeld aan haar generatiegenoten, die niet zijn opgegroeid met de huidige populariteit van zaalhockey. Zij mogen, vanwege hun eigen aversie, het enthousiasme bij de jeugd echter niet temperen. Er komt een jonge generatie aan die zaalhockey net zo belangrijk vindt als veldhockey. Een generatie die zaalhockey niet ziet als een manier om fit te blijven, maar die in een serieuze competitie wil spelen.

Het NK Zaal in Topsportcentrum Rotterdam bewees wat voor prachtige sport zaalhockey is als het wordt uitgevoerd door spelers die het goed kunnen en bij wie het plezier er vanaf spat. Bij de mannen was Amsterdam, zoals ieder jaar, een klasse apart. Robert Tigges, Teun Rohof, Nicki Leijs, Max Sweering en al die anderen zaalliefhebbers gaven Rotterdam een heuse masterclass, terwijl Rotterdam en al die andere finalisten op het NK Zaal ook prachtig zaalhockey lieten zien. Wie daarvan getuige was, weet een ding zeker: zaalhockey leeft, dus stop met zeuren.

(c) KNHB/Koen Suyk


Wat vind jij? Praat mee...