Hockeymonoloog Van Geffen: ‘Ik vond het snel saai met meisjes hockeyen’
In de serie ‘De liefde voor hockey’ praten hockeyers uitgebreid over hun liefde voor het spel. Vandaag international Margot van Geffen (29), verdedigende middenveldster, bikkel en gangmaker. Geliefd bij Oranje en Den Bosch. Geroemd om haar mentaliteit. ‘Als je niet wilt samenspelen, moet je maar op tennis.’
‘Toen ik vijf was, ging ik met mijn zus mee naar Forward. Scheenbeschermers om, hockeystick mee en bitje in. Mijn zus is drie jaar ouder, maar toch hoopte ik dat de trainer zou vragen of ik in kon vallen, als ik aan de zijlijn klaar stond. Toen ik eenmaal bij de benjamins hockeyde was ik een jonge hond die alleen maar kwispelend achter het balletje aanrende. We werden verdeeld in meisjes en jongens. Ik vond het al te snel saai met de meisjes. Ik was te fanatiek. Dat zagen de trainers ook, dus die lieten mij gewoon met de jongens meedoen.’
‘Mijn opa was zo trots aan de zijlijn van Forward in Tilburg. “Een rooie kom je altijd twee keer tegen”, zei hij altijd tegen anderen over mijn spel. Op m’n tiende zat dat bikkelen er blijkbaar al in. Dat ik van voor naar achter, van links naar rechts het veld over rende en nooit opgaf. Het is mijn kenmerk dat ik niet voor een eigen actie ga. Ik ben ook niet zo heel handig met stick en bal, ik zou willen dat ik meer skills zou hebben. Ik geniet er van als anderen dat wel kunnen. Ik probeer het af en toe, maar het is absoluut niet mijn kracht. Ik ben een verbindende speler, in dienst van het team.’
‘De passie, de vechtlust zat er dus al vroeg in. Waarschijnlijk ook door mijn broer. Een bikkel, die niet tegen zijn verlies kan. Ik ging mee in dat fanatisme. Als wij met de familie een spelletje ganzenborden deden, vlogen de ganzen altijd over tafel. Het was echt ruzie tussen mijn broer en mij. Hij is vijf jaar ouder, ik heb mijn hele jeugd tegen hem opgebokst.’
‘Niemand kan in z’n eentje hockeyen’
‘Als ik aan hockey denk, denk ik aan het give and go spel zo goed mogelijk samen uitvoeren. Een bal afpakken, inpassen en er overheen gaan. Ik geniet intens van een wedstrijd als ik merk dat we met het team alle controle hebben. Dat we halfcourt staan (op de middenlijn, red.) en als blok van links naar rechts rennen, de bal afpakken en dan de aanval opzetten. In mijn ideale goal raakt iedereen in het team een keer de bal, voordat er gescoord wordt. Ik haal mijn plezier en energie uit hard werken en anderen daarin meenemen. Als mensen de kantjes eraf lopen, kan ik daar héél slecht tegen. Je rent verdomme je tackleback. Als je moe bent, ga je maar op de bank zitten. Als iemand drie keer z’n tackleback niet loopt, gooi ik er zeker een sneer uit. Als je niet voor het team wilt werken, moet je maar op tennis. Niemand kan in z’n eentje hockeyen.’
‘Als ik merk dat anderen dan niet met me meegaan, kan ook mijn energieniveau dalen. Want ik kan het niet alleen. Als ik de verbinding niet voel, laat ik het soms glippen. Dan denk ik: fuck it! Dat is mijn valkuil. Het helpt als anderen dat signaleren. Ze hoeven in het veld alleen maar tegen me te zeggen dat ze me gaan helpen. Jeej, we gaan het toch samen doen, denk ik dan. Bij Den Bosch zijn het bijvoorbeeld Ireen van den Assem, Marloes Keetels of Lidewij Welten die dat kunnen. Bij Oranje signaleren ook Eva de Goede en Caia van Maasakker dat.’
De berg in Alicante, het fundament voor olympisch goud
‘Bij de liefde voor het hockey denk ik ook vooral aan de vriendschappen voor het leven. Als we straks oma’s zijn, zullen we nog steeds theetjes doen en over hockey praten. Met Maartje Paumen, Sabine en Emilie Mol, Lidewij, Eva, Caia. Met Naomi van As ga ik nog weleens een koffietje doen of een rondje wandelen, met haar kindje door het Vondelpark. Met Kim Lammers heb ik nog contact. En zo zijn er nog veel meer. Zo mooi vind ik dat.’
‘Samen praten we nog vaak over wat we hebben meegemaakt in Spanje. We zijn daar in de voorbereiding op de Olympische Spelen in 2011 zo hard gegaan met elkaar (een loodzware training in 2011 met militairen, bedacht door bondscoach Max Caldas, red.). Totaal onverwacht moesten we zwaar bepakt bergen beklimmen. We moesten zo diep gaan. Het gevoel was daarna dat we de hele wereld aan konden. Daarna bereik je een hoogtepunt met olympisch goud. Dat verbroedert.’
‘Als team verkeer je vaak lang in een bubbel. Dat vind ik een heerlijk gevoel. Als ik weken met Oranje ben geweest, kom ik daarna echt in zo’n post-toernooidepressie. Jeetje, wat moet ik nou? Want je leeft ergens naartoe. Je bereikt iets met z’n allen en dan mis ik daarna iedereen. Je hebt iets meegemaakt dat je toch alleen met elkaar kunt delen. Met vrienden en ouders is dat toch anders. Dus zoek ik mijn teamgenoten na een toernooi weer op, ook al hebben we vier weken samen opgetrokken.’
Alle rituelen van Den Bosch
‘In de kleedkamer bij Den Bosch probeer ik iedereen voor de wedstrijd in de juiste stemming te krijgen en op te zwepen. Ik doe de muziek. Ook bij uitwedstrijden nemen we een speaker mee. Joosje Burg neemt het al regelmatig van me over. Als ik stop, moet iemand dat ook leren nu natuurlijk. We draaien allebei veel top-40 en een paar typische Den Bosch-nummers. Als we een belangrijke wedstrijd hebben of play-offs spelen, zijn dat nummers als ‘Boom’ van DJ Tiësto. Echt hard knallen.’
‘Voordat we een wedstrijd beginnen, zijn er echt bizar veel rituelen. Ik moet bijvoorbeeld altijd inspelen met Ireen. Als we elkaar ballen hebben aangespeeld, moet ik highfiven met Lieke Hulsen, voordat we op goal gaan schieten. Na het afronden op het goal trekken we de laatste sprintjes voor de wedstrijd. Dan zeg ik altijd tegen Joosje: ‘Joopie Gasssss Rechterbaan’. Dan geeft ze me altijd een knipoog en een vingertje. Mattie (international Frédérique Matla, red.) komt altijd als laatste naar de sprintjes dan tikken we op elkaars stick en zeg ik ‘Mattie Matstra let’s go!’. Bij de sprintjes loop ik altijd de buitenbocht met Lidewij, dan kruisen we elkaar en sla ik nog op de blote benen van Sanne (Koolen, red.), Pien (Sanders, red.) en Lieke. Zodat ze er helemaal klaar voor zijn. Daarna gaan in het kringetje de handen op elkaar. De een na laatste hand is altijd die van mij, Lidewij sluit af met haar hand bovenop die van de anderen. Dan begint Marly (Marloes Keetels, red.) haar praatje.’
‘Ik doe elk jaar met één stick. Meestal vind ik mijn oude stick lekkerder dan de nieuwe. Het gripje moet perfect zijn. Dat betekent voor mij een echt dikke grip. Van een dunne grip word ik helemaal akelig. Ik doe een stukje tape aan de boven- en onderkant en dan nog een reepje beneden voor het stoppen van de strafcorner. Daar ben ik heel autistisch in. Dat moet er heel strak op. Ik doe die tape er op en rol er met een natte hockeybal overheen, zodat het goed blijft zitten. Dan wordt de tape één met je stick en kun je er zo een half jaar mee doen.’
Die laatste wedstrijd in het Wagener lukte alles
‘Elk jaar denk ik een paar weken voor de play-offs: op deze manier worden we nooit kampioen. Bij Den Bosch hebben we altijd wel ergens een dipje. Dan komen we bij elkaar en hebben we het erover hoe we dat gaan veranderen. Uiteindelijk is het resultaat er dan wel. Die laatste playoff-wedstrijd vorig jaar in het Wagener Stadion tegen Amsterdam lukte alles. Ik zag iedereen in de finale vechtend over het veld gaan. Er was een over-mijn-lijk-mentaliteit die dan naar boven komt. Dat je op de bank gaat zitten en denkt: no worries. Dat ik zelf een goede goal scoorde (een heerlijke 0-3, waarbij Van Geffen met haar techniek de keepster dolde. Den Bosch won de finale overtuigend met 1-4, red.) was leuk natuurlijk. Soms krijg je weleens vleugels tijdens een wedstrijd. Dan ga je meer en meer proberen, omdat alles lukt. Dat was die zaterdag in het Wagener Stadion. Daar viel alles de goede kant op. Maar ik ben niet iemand die over die goal gaat rondbazuinen, want we waren kampioen met het team geworden.’
Margot van Geffen debuteerde in 2011 in het Nederlands elftal en speelde tot nu toe 179 interlands (12 doelpunten). Zij won goud op de Olympische Spelen in Londen en werd met Oranje wereldkampioen in Den Haag (2014) en in Londen (2018). Met Den Bosch werd Van Geffen zeven keer landskampioen. Ze woont in Amsterdam.
Lees ook:
- Hockeymonoloog Carlien Dirkse van den Heuvel: ‘Uit liefde voor het spel naar SCHC gegaan’
- Hockeymonoloog Valentin Verga: ‘De bal is als een vrouw’
- Zaalhockeymonoloog Robert Tigges: ‘Iets oudere houten vloeren. Heerlijk.’
4 Reacties
adrievandeparel
Superleuk , en ook super goed. En voor je vriendinnen ook superlief. Leuk te lezen dat je altijd wil winnen, wil iedereen maar Margot gaat door tot ze wel wint en ja als de ander dan niet kan winnen dan vliegen die ganzen door de kamer. Goede opvoeding van je ouders ook, je leuke moeder is er altijd om je te steunen, je vader ook heel veel. En je mag best eens meer die bal er in rammen in plaats van aan een ander te geven zoals je vorig seizoen (sept'17) de winnende goal scoorde bij Kampong (was ook meer dan verdiend) in de eerste wedstrijd of weer een sublieme 0-3 scoren zoals in de finale afgelopen seizoen. Toen had je leuke vriendin Ireen (jullie spelen al ruim 10 jaar samen) al gescoord. Vooral je inzet is altijd supergoed zowel bij HCDENBOSCH als bij het NEDERLANDS team , ga zo door , er kan nog veel gewonnen worden waarbij Margot voorop gaat in de strijd, SUCCES !
vostammer
Goed verhaal met toch wat impliciete kritiek op speelsters die de kantjes er af lopen. Zou hun namen wel hebben willen lezen. En trouwens....Het is toch ”Gass, LINKERbaan“?
robboomsma
Dat is t m juist, zowel links als rechtsom gewoon Gasss
adrievandeparel
Niemand loopt de kantjes er af, jaren terug wel een enkele keer, nu weet iedereen dat er 3 anderen klaar staan om wel te presteren , te scoren en te winnen, SUCCES