In de rubriek ‘Mijn favoriete jeugdtrainer’ vertelt een international over zijn of haar meest geliefde hockeytrainer in de jeugd. Frank Stofmeel van zijn oude club Union is de favoriete trainer van verdediger Sander de Wijn. ‘Hij wil altijd bepalend zijn. Je zag dat hij niet goed in zijn vel zat op de Olympische Spelen in Rio.’
Sander de Wijn had even geen controle meer over de bal en voltooide een mislukte shoot-out tegen Duitsland in de strijd om het brons in Rio de Janeiro. Daarna gooide hij – de speler van Kampong die altijd meester is over bal en stick – zijn slaghout gefrustreerd weg. Weg ermee. Dit waren niet zijn Olympische Spelen. Ook voor Frank Stofmeel – vorig jaar nog clubmanager bij Den Bosch en in een verder verleden trainer van De Wijn bij het Nijmeegse Union – was dat moeilijk om aan te zien.
‘Ik hielp hem zijn weg te vinden. Later is hij pas een grote vent geworden. Nu is het een beer. Piepen – klagen – deed hij vroeger veel als hij niet goed in z’n vel zat,’ vertelt Stofmeel. ‘Dat piepen doet hij nog altijd als hij niet goed in z’n vel zit. Dat zag je bij de Olympische Spelen in Rio ook. Maar ik denk echt dat hij de leider in het veld kan zijn. Degene die verantwoordelijkheid durft te dragen.’
‘Hij is niet makkelijk. Ook voor zichzelf niet’
‘Sander is net een spons. Hij kan alles. Ik heb een bijzondere klik met hem. Ik ben rustig en ging altijd het gesprek met hem aan. Als je hem vertrouwen geeft, zal hij dat hij dat 100 procent terugbetalen. Alleen: hij is niet makkelijk. Ook voor zichzelf niet. Hockey is alles voor hem. Ik weet zeker dat zijn moeder soms schoolverslagen heeft gemaakt zodat hij kon trainen. Sander had zo’n invalidenkarretje. Ik ben een keer meegereden. Levensgevaarlijk. Met twee wielen door de bocht. Kon hij in een kwartiertje van Cuijk bij Union zijn. Ik heb doodsangsten uitgestaan.’
De hele dag voetballen
Stofmeel vindt het een ontzettende eer dat De Wijn juist zijn naam noemt als favoriet. ‘Hij heeft genoeg andere trainers gehad. In de C was hij nog echt klein, want hij was vervroegd doorgeschoven. Hij had toen al een waanzinnig balgevoel. Omdat er geen uitdaging voor hem was in de D, ging hij al naar de C. Ik ken hem van Cuijk, toen hij als vierjarig mannetje in een Ajax-tenue de hele dag liep te voetballen. Dan wilde hij meedoen met de grote jongens. En dan kon hij niet tegen zijn verlies. Dan was het al huilen geblazen.’
De Union-lichting
‘Op Union zat hij in een talentvolle lichting. Met Joost van der Vijfeijken, Philip Thiadens, Luuk van de Rijt en natuurlijk Robbert Kemperman. Sander en Robbert zijn iconen van die lichting. Robbert ging weg, naar Den Bosch. Sander ging naar Heren 1. Dat jaar dat hij meedeed bij Heren 1 was niet zo’n makkelijk jaar. Hij was jong, maar hij wilde al bepalend zijn. Hij wilde de lijnen uitzetten. Je moest hem ook jezelf in zijn bescherming nemen. Doe even rustig. Vond ie echt moeilijk. Kon-ie ook over zeuren.’
Alles kwam bij elkaar in die ene actie
Eén actie van de jonge De Wijn doet het hockeyhart van Stofmeel nog steeds sneller kloppen: ‘Hij was volgens mij 16. Er komt een hoge bal van rechtsachter naar linksvoor. Sander ligt op snelheid langs de zijlijn. Hij krijgt de bal achter zicht, maar terwijl hij loopt tikt hij de bal met de backhand achter zich op zo’n manier dat hij meteen naar binnen langs tegenstanders kon versnellen. Daar kwam zijn balgevoel, coördinatie en inzicht bij elkaar. Sander is de ultieme hockeyer.’
‘Even later staan we in de stromende regen op Union ballen te slaan’
Andersom heeft Sander de Wijn ook alleen maar lovende woorden over zijn oude trainer bij Union in Nijmegen. ‘Hij zag het potentieel van mij en Kemp (vriend Robbert Kemperman, red.) en hij vond het leuk om extra uren in ons te steken. Een voorbeeld: bij Nederlands B hadden we geen hele goede strafcorner. Vroegen ze of ik geen strafcorner in kon slaan. Dus ik belde meteen Frank. Even later staan we in de stromende regen op Union ballen te slaan. Dat strafcorner inslaan is uiteindelijk niets geworden, maar het geeft aan wat voor persoonlijkheid hij is. Voor die extra inzet voor mij ben ik hem eeuwig dankbaar.’
Stephan Veen is zijn voorbeeld
De motivatie van die extra inzet van Stofmeel is duidelijk. ‘Als je als coach een speler krijgt zoals Sander de Wijn die zo gemotiveerd is en zo vaardig, dan doe je daar alles voor. Zijn drive is ook zo mooi. We noemden hem bij Union altijd ‘de baviaan’. Omdat hij zulke extreem lange armen had. Hij wilde altijd zo graag en ik nam altijd de tijd voor hem. Ik snapte hem ook als persoon. Als je aan internationals van andere landen zal vragen wie ze echt heel goed vinden dan zullen ze vaak Sander noemen. Ik heb hem in de jeugd overigens nooit achterin laten spelen. Hij wilde vroeger namelijk altijd rechtsmidden staan. Stephan Veen is zijn grote voorbeeld.’
Als laatste man debuteren
De Wijn: ‘Vanaf de C leeftijd was hij voor het eerst mijn coach. Toen ik mocht debuteren in het eerste en vroeg hij aan me: wil je debuteren op het middenveld of als laatste man? Het was tegen MEP. En toen wilde ik toch liever als laatste man debuteren. Dat gaf mij meer rust en vertrouwen. Dat hij het zo deed geeft aan dat hij het beste met mij en mijn ontwikkeling voor ogen had.’
Lees ook over de favoriete jeugdtrainer van:
Als eerste op de hoogte? Download de OranjeHockey app. Dichtbij Oranje.
Wat vind jij? Praat mee...
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.