Kruisband-expert Vd Hoeven: ‘Iedereen vindt ’t eng om weer te beginnen’

Orthopedisch chirurg Henk van der Hoeven opereert samen met zijn collega’s bij Bergman Clinics in Naarden zo’n 400 kruisbanden per jaar. Bijna alle patiënten zijn sporters, waaronder ook veel hockeyers. ‘Bij hockey is het risico op een kruisbandblessure groter omdat het een sport is met veel draaimomenten. Contact is niet het belangrijkste: tweederde van de kruisbandblessures komt tot stand zonder dat er contact is met een andere speler.’

Floris van der Linden (HGC), Michelle Fillet (Kampong), Jet Zwolsman (Pinoké), Ilse Kappelle (Amsterdam), Naomi van As (oud-Laren), Willemijn Bos (Groningen), Macey de Ruiter (Laren), Joosje Burg (Den Bosch), Judith Zeevenhoven (oud-Amsterdam), Amber Berlijn (Hurley), en dan vergeten we er nog een hele hoop. Allemaal scheurden ze hun voorste kruisband af. Vaak is het een sprint, en dan een bocht. Dan blijft de voet staan en scheurt de kruisband. Van der Hoeven heeft het verhaal al honderden keren gehoord. ‘In 95 procent van de gevallen gaat het om een gescheurde voorste kruisband’, vertelt hij. ‘De achterste kruisband is over het algemeen sterker en de voorste is gevoeliger voor rotatie.’

Diagnose niet altijd meteen goed gesteld

De blessure kan opgelopen worden tijdens de training, maar meestal gebeurt het in de wedstrijd, weet hij inmiddels. ‘In de Hoofdklasse wordt er dan meteen naar het ziekenhuis gegaan, bij de breedtesport gaat het soms eerst langs de fysio of huisarts.’ En daar wordt het nogal eens onderschat, waarschuwt hij. ‘Bijvoorbeeld als meniscusletsel, binnenbandletsel of alleen een verdraaiing van de knie.’ Het komt zelden voor dat alléén de kruisband schade heeft opgelopen, aldus de arts. ‘In 60 procent van de gevallen is bij een gescheurde kruisband ook meniscusletsel en bij 30 procent ook kraakbeenletsel.’

Bij een kruisbandscheur wordt niet altijd geadviseerd om te opereren. Dat ligt aan het activiteitenniveau. Bij hockeyers is het advies echter bijna altijd om wél te opereren, vertelt Van der Hoeven. ‘Anders is het risico groot om er opnieuw doorheen te gaan. En hoe vaker je door je knie gaat, hoe meer je kapot maakt.’

Kruisband vervangen door pees

Tijdens de operatie vervangt Van der Hoeven de kapotte kruisband door een knieschijfpees of hamstringpees. Die neemt de functie van de kruisband over. Al gaat daar wel wat tijd overheen. ‘Gemiddeld duurt het ongeveer negen maanden voordat hij op de juiste sterkte is. Dat heeft te maken met de ombouw van de pees, het terugkeren van de spierkracht en de coördinatie, maar óók met het vertrouwen.’

‘Kan anderhalf jaar duren voor angst weg is’

Iedereen vindt het eng om weer te beginnen met hockeyen, merkt Van der Hoeven. ‘Het kan een jaar tot anderhalf jaar duren voor die angst weg is, dat is mijn ervaring. De focus moet ook niet liggen op het heel snel weer terugkomen, maar op zo veilig mogelijk terugkomen. Daarbij is het belangrijk om objectief te testen, bijvoorbeeld de spierkracht, sprongtesten en de speling van de kruisband. Maar ook subjectief: hoe vindt diegene zelf dat zijn knie voelt?

Ongeveer 95 procent van de patiënten krijgt een stabiele knie terug, vertelt de orthopedisch chirurg. Terugkeer op hetzelfde niveau is een ander verhaal. Dat lukt 67 tot 94 procent. ‘Daar zit dus wel wat variatie in. Maar ik zeg altijd: er is een grote kans dat je weer kan terugkomen op je niveau.’

Meer vrouwen dan mannen

Dat zegt Van der Hoeven een stuk vaker tegen vrouwen dan tegen mannen. Vrouwen krijgen vijf tot zes keer vaker een gescheurde kruisband dan mannen. Dat zit hem in een aantal factoren. Van der Hoeven noemt op: vrouwen hebben gemiddeld minder spierkracht dan mannen, het heeft te maken met de vorm van de knie: vrouwen hebben vaker neiging tot x-benen en van binnen ziet het gewricht er iets anders uit: bij vrouwen heeft de kruisband vaak iets minder ruimte.’

X-benen

Kan je dus zeggen dat vrouwen met x-benen meer risico lopen op een kruisbandblessure? Zo ver wil Van der Hoeven niet gaan. ‘Het is van veel factoren afhankelijk. Maar bijvoorbeeld iemand die hypermobiel is, x-benen heeft en weinig spieren, heeft wel meer kans op een kruisbandblessure dan iemand die gedrongen en gespierd is en stugge gewrichten heeft.’

Preventie

Mocht je nu in die eerste categorie vallen: geen nood, want er zijn preventieve maatregelen die je kunt nemen. ‘Die worden steeds meer ontwikkeld’, ziet Van der Hoeven. ‘Maar er valt nog een hoop in te winnen.’ Je kunt bijvoorbeeld de spieren trainen rondom de knieën. Daar is onder andere in de Warming-up App van de KNHB aandacht voor. Daarnaast is coördinatietraining erg goed. ‘En, wellicht moeilijker te trainen: multitasken. Verschillende impulsen en dan toch controle houden over de knie. Vaak ontstaat de blessure als de aandacht weg is. Dan is de controle ook weg. Vermoeidheid heeft daar ook mee te maken.’

‘In het algemeen moet er meer aandacht komen voor preventie. Denk bijvoorbeeld aan een risicoprofiel per speler. Waar is hij of zij gevoelig voor en wat kun je daar in de training aan doen? En looptraining wordt al veel gedaan, maar coördinatie-oefeningen zou je ook moeten inbouwen in een training. Dat zie je nog maar weinig.’


Wat vind jij? Praat mee...