‘Ouders moeten faciliteren en zich er inhoudelijk niet mee bemoeien’
Mijntje Donners, KNHB-bestuurslid Tophockey Dames, sprak in een interview met hockey.nl haar ergernis uit over de te betrokken ouders die hun hockeyende kinderen te veel pamperen. Maar waarom doen ouders dat? Hoe moeten ze zich gedragen richting hun kind? En wat willen kinderen? Hockey.nl zoekt het uit. Vandaag: Ton Wisse. Hij coachte ruim twintig jaar in de Overgangsklasse en Hoofdklasse, is één van de hoofdopleiders van de KNHB en heeft bij zijn oude club, Alkmaar, de Hockeyacademie NHN opgericht.
Wat ouders moeten doen is eigenlijk helemaal niet zo ingewikkeld, meent Ton Wisse. ‘Wat mij betreft zijn er twee dingen: ouders moeten hun kinderen faciliteren en zich inhoudelijk niet bemoeien met hun sport. Dat is wat kinderen, maar ook oudere sporters, zeggen als je hen vraagt wat ze van hun ouders verwachten.’
‘Pamperen is dodelijk’
Voor de duidelijkheid: faciliteren is iets heel anders dan pamperen, volgens Wisse. ‘Faciliteren is zorgen dat een kind op tijd kan eten voor hij naar de training gaat of hem brengen als de afstand te groot is om te fietsen.’ Kortom: zorgen dat een kind kán sporten. Maar, stelt Wisse: pamperen is dodelijk. ‘Daarmee neem je kinderen zelfredzaamheid af. En die zelfredzaamheid hebben ze binnen de lijnen juist nodig. Daar moeten ze het toch echt zelf doen.’
Volgens Mijntje Donners pamperen ouders hun kinderen nu meer dan vroeger, maar daar twijfelt Wisse aan. ‘Je moet uitkijken met denken dat vroeger alles beter of anders was.’ Al geeft hij ook toe dat hij het om zich heen wel ziet gebeuren. ‘Ook bij volwassen spelers. Dat ze hun bitje vergeten en dat hun moeder dat dan komt nabrengen op de training. Daar leer je niks van. Kom het thuis maar ophalen als je het vergeet, dan let je de volgende keer waarschijnlijk beter op als je je tas inpakt.’
16 miljoen bondscoaches
Wisse’s tweede punt is dat ouders zich niet inhoudelijk moeten bemoeien met de sport van hun kinderen. Dat moeten ze aan de trainer en coach over laten. Daar hoort bij dat ze zich rustig houden langs de kant: aanmoedigen mag, instrueren niet. Dit is wel het lastigste punt, weet hij.
‘Je zou zeggen: is dat alles? Maar ouders blijken iedere keer weer de neiging te hebben zich ermee te bemoeien. Dat moet je niet onderschatten.’ Volgens Wisse wordt over voetbal niet voor niets gezegd dat Nederland 16 miljoen bondscoaches heeft. ‘Als je kind een opleiding tot loodgieter gaat doen, hoor je geen enkele ouder zijn mening ventileren over hoe dat dan moet gaan. Maar over sport hebben we snel een mening. Al helemaal als het over je eigen kind gaat, ben je snel geneigd je ermee te bemoeien. Goed bedoeld natuurlijk, maar niet handig.’
‘Maak ouders duidelijk wat van ze wordt verwacht’
In de opvoeding van ouders ligt een taak voor clubs, technisch managers en coördinatoren, vindt hij. ‘Ik vind dat we ouders veel duidelijker moeten maken wat er van ze wordt verwacht. Ze moeten leren afstand doen van hun kind. Laat het los en laat het over aan de trainer of coach.’ Die voorlichting kan worden uitgebreid en moet vaak herhaald worden. ‘Er komen steeds nieuwe ouders en kinderen, dus voorlichten moet een continue proces zijn.’
Vier pijlers zijn achterhaald
Wat betreft pamperen van kinderen is Wisse het met Donners eens, maar hij kan zich zeker niet in haar hele pleidooi vinden. ‘Donners noemt vier pijlers waarop hockey steunt: techniek, tactiek, fysiek en mentaliteit. Die pijlers zijn echt achterhaald.’ Volgens Wisse zijn er twee basisvoorwaarden: techniek en fysiek. ‘Met andere woorden: ze moeten een stick kunnen vasthouden, een bal kunnen passen en een wedstrijd kunnen uitspelen.’
Daarbij komt iets wat weliswaar tactiek en mentaliteit onder zich heeft hangen, maar wat meer omvat dan dat: spelintelligentie. ‘Daar draait het om, dát is belangrijk. Dat blijkt uit ervaringen bij meerdere sportbonden.’ Spelers die spelintelligent zijn, zijn in staat tijdens de wedstrijd goede keuzes te maken, legt hij uit. Als er tijdens het spel dingen anders lopen dan verwacht, vertrouwen ze erop dat ze het zelf kunnen oplossen, eventueel met hulp van de coach.
‘Spelers moeten verantwoording nemen voor hun eigen leerproces. Je moet alles willen winnen, maar wel elke keer met een beter plan. Dat is belangrijk. Tactiek, mentaal, doorzettingsvermogen: dat zit ook allemaal in spelintelligentie. Maar in het woord tactiek zit ook: de coach legt het uit. Een moderne coach schept de voorwaarden, maar betrekt zijn spelers bij de tactische keuzes en zorgt ervoor dat ze spelintelligent worden.’ Spelintelligente spelers zijn zelfstandig en zelfredzaam, stelt Wisse. Dat krijg je niet voor elkaar met pamperen.
‘Alleen kinderen die het zélf willen’
Bij zijn hockeyschool, Hockeyacademie NHN, wil hij alleen kinderen die zélf beter willen worden. Hij traint veel spelvormen met ze, betrekt ze daarin bij het zoeken naar andere oplossingen. De inschrijving staat open voor iedereen, maar tot nu toe heeft Wisse het nog niet meegemaakt dat kinderen ingeschreven werden waarvan alleen de ouders fanatiek waren en het kind zelf niet of minder.
Daar let hij echter wel goed op. ‘Je kijkt naar de reactie van een kind. Lichaamstaal zegt vaak al meer dan woorden: je ziet meteen als een kind het niet naar zijn zin heeft.’ Mocht dat het geval zijn, dan instrueert Wisse zijn trainers om in overleg te gaan met de ouders. ‘Veel ouders doen hun kinderen op hockey omdat ze of zelf of de broer of zus ook al hockeyen. Maar misschien wil dat kind veel liever paardrijden. Dat zal logistiek minder handig zijn. Maar laat de logistiek niet belangrijker zijn dan het plezier van je kind.’
1 Reactie
albertmonpellier
Er lopen genoeg professionals rond denk ik zo, maar dat sommige ouders zich niet inhoudelijk moeten bemoeien met de sport van hun kinderen? Ja! Dat moeten ze aan de trainer en coach over laten? Ja! Laten we dan ook eens nog inhoudelijker gaan kijken waarom sommige van de ouders het vertrouwen niet hebben in sommige trainers/coaches! Kan het er misschien ook aan liggen dat er didactisch en pedagogisch te weinig kennis en kunde is? Ja ze moeten zich rustig houden langs de kant. Aanmoedigen is altijd goed. Met gezond verstand evalueren en instrueren doe je maar na de training of wedstrijd en kan geen kwaad. Als ik ergens begin met trainen/coachen stel ik mij altijd de vraag "moet ik de ouders ook coachen"? Vaak krijg je leuke discussies en dan instrueer ik de ouders en dan komt het altijd goed. Ik vertel wat? wie? en waarom ik ben. Alles gaat om vertrouwen en dat geldt ook voor sommige ouders. Mijn tip is dan ook opleiden van je trainers/coaches. Technisch, tactisch, didactisch en pedagogisch. Je begint eigenlijk al bij het kind die je traint en coacht, want dit zijn de diamanten die waarschijnlijk ook ooit de trainer/coach gaan worden in de toekomst.