Erik Cornelissen: ‘Hockey heeft media en sponsoren keihard nodig’

De lancering van de omstreden Hockey Pro League, de controversiële uitspraken van de Indiase voorzitter van de FIH Narinder Batra en een half Duits team dat tijdens de Hockey World League in WK-stad Bhubaneswar ziek werd. Erik Cornelissen, voorzitter van de KNHB, heeft in ruim anderhalf jaar als bestuurslid van de internationale hockeybond (FIH) al heel wat meegemaakt. Tijd voor een vraaggesprek.

Je bent nu anderhalf jaar bestuurslid van de FIH. Hoe bevalt dat?
‘Het bevalt me goed. Ik vind persoonlijk de diversiteit in de board boeiend. Daarin zitten mensen uit de hele wereld: van een Maori tot een oud-keeper uit Egypte. Iedereen heeft zelf gehockeyd of een rol in het hockey gespeeld. Ik vind het essentieel dat je feeling met de sport hebt. Natuurlijk zijn er ook verschillende opvattingen, maar uiteindelijk willen we allemaal het beste voor het wereldwijde hockey. Het is daarbij van belang contact te houden met wat er op het veld gebeurt. Dat is ook een reden – naast dat ik het leuk vind – waarom ik een keer in de week training geef aan mijn dochter bij meisjes C1. Wij kunnen van bovenaf wel regels bedenken, maar als je zelf op het veld staat, ervaar je de impact.’

De voorzitter van de board is Narinder Batra. Een bijzondere man die vorig jaar nog in het nieuws kwam na beledigende uitspraken waarvoor jullie als FIH je excuses hebben aangeboden. Van de buitenkant bestaat het beeld dat Batra wat roept en de rest van de board braaf knikt.
‘Dat lijkt misschien zo, maar er wordt wel degelijk tegengas gegeven. Ik geef toe: dat leidt soms tot lastige discussies. Het is niet gemakkelijk om iedereen op een lijn te krijgen. Maar de board is verantwoordelijk en niet de president zelf. Daarom kunnen ook alleen besluiten worden genomen met een meerderheid van de stemmen.’

FIH president Dr. Narinder Dhruv Batra feliciteert Jong India na het behalen van de wereldtitel. Foto: Koen Suyk

Hoe vind je het zelf om met Batra samen te werken?
‘Ik heb mijn hele leven internationaal gewerkt. Dat vraagt tact, inlevingsvermogen en sensitiviteit. We hebben in het bestuur te maken met mensen uit andere culturen. Die zijn opgegroeid met een andere leiderschapsstijl dan wij gewend zijn. Europa heeft zeventig jaar nagenoeg alle sportorganisaties gerund. Je ziet dat nu verschuiven. Aziatische landen worden machtiger in de sport. Dat komt ook omdat meer sporten afhankelijker zijn van de gelden uit Azië. Dat geldt niet alleen voor hockey. Kijk naar de Premier League in het voetbal. Dat is mede een succes door de populariteit in en het geld uit Azië. Het is een fase waarin we zitten. We hebben met meerdere belangen dan alleen de Europese belangen te maken.’

Je bevestigt hiermee wel het beeld dat het bij de FIH vooral draait om geld verdienen en niet om de spelers. Mink van der Weerden, aanvoerder van de Oranje Heren, en Jeroen Delmee, oud-international, hebben zich hierover eerder al kritisch uitgelaten.
‘Als je als sport mee wil blijven doen, draait het uiteraard om de atleten maar daarnaast ook om de fans, media en sponsors. We moeten dus naar volle stadions, een goed commercieel model en een aantrekkelijke sport. Volgens mij kan dat prima hand in hand gaan. Ik weet nog de ophef toen we bij de play-offs voor de eerste keer entree gingen heffen. Nu weten we niet beter. Ik denk dat we van hockey inmiddels een aantrekkelijke sport hebben gemaakt en daarvan nu een mooi commercieel product kunnen maken. Maar dat bereiken we niet door twintig jaar lang stil te blijven staan. Dat betekent dat we moeten blijven innoveren, veranderen. We zijn internationaal in continue concurrentie met andere sporten. Dat roept weerstand op. Ik weet nog goed dat zwemmer Pieter van den Hoogenband het – begrijpelijk – belachelijk vond dat op verzoek van de Amerikaanse media tijdens de 2008 Spelen de zwemfinale in de ochtend werden gezwommen. Dat spanningsveld is er in alle sporten en daarom moeten we steeds op zoek gaan naar een goede balans tussen de belangen van atleten, media en sponsoren. Sporters zijn via hun vertegenwoordigers in de Atletencommissie en in de Board van de FIH nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van de Hockey Pro League.’

Erik Cornelissen reikt als voorzitter van de KNHB Mink van der Weerden de gouden medaille uit tijdens het EK in 2017 in Amsterdam. Foto: Koen Suyk

Het zijn uiteindelijk wel de spelers die de prestaties moeten leveren?
‘Zeker en daarom is het van belang dat we de balans goed in de gaten houden. Maar zonder fans, sponsoren en media, is er geen hockey topsport. Die hebben we dus keihard nodig. Daarbij: als wij een goed commercieel verhaal hebben, genereert dat ook geld voor landen en clubs en daarmee uiteindelijk ook voor de spelers. Bij de Hockey Pro League is straks prijzengeld te verdienen, voor landen maar ook voor individuele prestaties. Allemaal ten faveure van de spelers. Het is niet gek dat diegene die dat betaalt, daar ook wat voor terug wil. Dat geldt net zo goed voor clubsponsoren, die hebben ook verwachtingen van Mink van der Weerden. We hebben hier in Nederland al een lastig verhaal om dat allemaal te managen. Internationaal is dat nog complexer.’

Dat blijkt wel uit de lancering van de Hockey Pro League, waarbij vanaf 2019 negen landen (bij de mannen en de vrouwen) tussen januari en juni uit en thuis tegen elkaar spelen. In Nederland is die HPL niet bepaald enthousiast ontvangen. Kun je uitleggen waarom die Pro League zo belangrijk is?
‘Dan kom ik weer terug op de drie-eenheid: fans, media en sponsoren. We zien nu dat er bijna geen hond kijkt als een thuisland niet speelt. Bij India-Nederland in India zit het bomvol, maar voor Nederland-Argentinië in India is amper belangstelling. Zo is het idee ontstaan voor een home- and away league. Hockey is daarin niet uniek, bij bijvoorbeeld de Six Nations in het rugby is dat concept al jaren succesvol. Maar ook in de Nederlandse competitie en de play-offs zie je het belang van een thuisspelende club.
‘Bij de Pro League moet straks iedere wedstrijd aantrekkelijk zijn, waardoor er veel publieke belangstelling is, de media interesse heeft en er dus sponsoren op af komen. Dat is goed voor het prijzengeld van de spelers en de exposure voor de olympische status. Bij het samenstellen van de Pro League hebben we gestreden voor een goede balans tussen internationale belangen en de clubcompetitie.’

Erik Cornelissen over KNHB-directeur Erik Gerritsen: ‘Als ik zie wat Erik met zijn collega’s van de andere landen voor elkaar heeft gekregen bij de Pro League, verdient hij daarvoor meer respect dan hij nu krijgt ‘. Foto: Koen Suyk

De Nederlandse Hoofdklasse-clubs zijn over die balans allerminst te spreken. De kritiek uit zich met name op het drukke programma, waardoor de Hoofdklasse in het gedrang komt, en de belasting voor de spelers, die tussen de competitie door naar het buitenland moeten vliegen voor een interland.
‘Met de Hockey World League, de Champions Trophy en de traingsstages in de winter waren de spelers ook al weken van huis. De kritiek vanuit de Hoofdklasse is van alle jaren en ook begrijpelijk. Ik heb daar zelf de nodige ervaring mee als voormalig clubvoorzitter. Maar we moeten in Nederland niet vergeten dat er maar vier-vijf landen in de wereld zijn waar een serieuze clubcompetitie wordt gespeeld. Als ik zie wat Erik Gerritsen (directeur van de KNHB, EW) met zijn collega’s van de andere landen voor elkaar heeft gekregen, verdient hij daarvoor meer respect dan hij nu krijgt. Dat is een harde strijd geweest. Het gewicht van de clubcompetities heeft een grote rol gespeeld bij de samenstelling van het programma. Tussen september en december is er nu alle tijd voor clubhockey en studie. Daarnaast mogen landen selecties van 32 spelers inschrijven. De bondscoaches kunnen per reis kijken wie ze meenemen zodat de belasting voor de sporters kan worden gespreid en er ook ruimte blijft voor rust en studie. Ik hoop echt dat mensen de toegevoegde waarde van de HPL voor het internationale hockey gaan zien. Daar worden uiteindelijk ook de clubs beter van. Ik kijk wel uit naar de grote wedstrijden in Nederland. Een deel spelen we in het Wagener Stadion en we gaan ook het land in. Wat te denken van Nederland tegen België, ergens in het zuiden van het land? Dat wordt toch een waanzinnig feest.’

Behalve op de Hockey Pro League is er ook veel kritiek op het WK voor Heren dat in november en december in het Indiase Bhubaneswar wordt gespeeld. Het toernooi is uitgesmeerd over drie weken, met veel rustdagen voor de ploegen. Bondscoach Max Caldas heeft met zijn Australische collega zelfs een brief naar jullie gestuurd omdat er veel onduidelijkheid is. Begrijp je hun zorg?
‘We houden voor het eerst een WK met zestien landen. Dat heeft implicaties voor het speelschema. De brief van Max wordt besproken en ik hoop dat we dat kunnen oplossen. Sommige zaken misschien niet, maar Max denkt terecht aan de belangen van zijn team en van zijn spelers. Wij moeten als hockeybond aan de belangen van het hele hockey denken. Dat botst wel eens. Overigens zijn WK’s altijd gaaf. Ik ben benieuwd hoe de setting met zestien landen gaat uitpakken. Vooral bij de mannen, waar zoveel landen wereldkampioen kunnen worden, wordt het heel spannend.’

Bondscoach Max Caldas. Foto: Koen Suyk

Een andere zorg voor het WK is de hygiëne in India. Tijdens de finale van de Hockey World League was het halve Duitse team ziek, waardoor zelfs de keeper in de spits stond. Kun je de teams garanderen dat de zorg om ziek te worden ongegrond is?
‘Wat betreft het Duitse team, daarvan is later gebleken dat een deel van de selectie de griep had. Dat kan overal gebeuren. Bij het EK onder 21 jaar in Valencia kregen spelers ook buikgriep. Als je op hoog niveau presteert, is ziek worden altijd een zorg. India vormt daarop geen uitzondering en iedereen weet dat je daar met voeding extra moet opletten. Als FIH zijn we, samen met Hockey India, heel scherp op de hygiëne in de hotels en rond de velden. Maar landen en spelers hebben zelf ook een verantwoordelijkheid.
Ik denk dat we met elkaar de HPL en een groter WK een kans moeten geven in het belang van het internationale hockey, maar ook uiteindelijk voor de Nederlandse clubs die gebaat zijn bij een sterke internationale positie van onze sport. Als sommige veranderingen niet ten goede zijn, moeten we de moed hebben dat aan te passen of terug te draaien.’


2 Reacties

  1. r-wortmann

    dit lijkt een gedachte vanuit de organisatie om de sport aantrekkelijker te maken voor het grote publiek. om dit te bereiken worden de top-hockeyers gebruikt... dus plat gezegd: Om de tribunes in Buenos Aires te vullen moeten we de Nederlandse competitie aanpassen.

  2. vostammer

    Hockey vergelijken met rugby? Six Nations wordt gespeeld door zes landen die vlak bij elkaar liggen. Alles met de bus, wel zo goedkoop. HPL is een toernooi dat intercontinentaal is. Enig idee wat het kost om 35 man naar Australie te krijgen? En dat voor 1 wedstrijdje. In een sport waar veel internationals uit andere landen hun eigen vliegtickets mogen betalen. In de beste competitie vd wereld is nog nauwelijks fatsoenlijke accommodatie, regen je nat en sta je achter de doelen naar een parkeerplaats te gluren. Maak toch eerst eens iets fatsoenlijks van de Hoofdklasse!


Wat vind jij? Praat mee...