Jeroen Delmée over de moderne shoot-out: ‘De keeper is nu de baas’

Waaraan voldoet een moderne shoot-out? En hoeveel valt er eigenlijk nog aan te sleutelen? In deze eerste aflevering van de serie over de moderne shoot-out: bondscoach Jeroen Delmée. Het Nederlands elftal werd op het afgelopen WK in India uitgeschakeld op shoot-outs.

Het scoren van een shoot-out lijkt op het eerste gezicht misschien niet de allergrootste opgave. In een één-op-één gevecht met de keeper heeft de nemer een zee van ruimte, plus een enorme gereedschapskist aan mogelijkheden om de keeper op het verkeerde been te zetten en te kloppen. Zeker voor internationals, die over een goede techniek beschikken, zou dat een koud kunstje moeten zijn, zou je verwachten.

Maar de cijfers laten iets anders zien. Scoren deed het Nederlands elftal in zijn laatste drie shoot-outseries bijvoorbeeld opvallend weinig. In de meest recente, de verloren halve finale op het WK tegen België, mocht Oranje vijf keer aanleggen vanaf de 23-meterlijn. De enige die wisten te scoren, waren Jorrit Croon en Jonas de Geus. In de Pro League-wedstrijd tegen Argentinië in december was er van de drie pogingen van Oranje slechts één raak. En twee dagen daarna tegen Groot-Brittannië miste Nederland zelfs alle vier de shoot-outs.

Ook bij andere landen is een soortgelijke trend te zien. Van de 80 shoot-outs die op het WK in India werden genomen, zijn er 43 gescoord: slechts iets meer dan de helft. Delmée ziet een duidelijke ontwikkeling ten opzichte van een paar jaar geleden. ‘Keepers hebben zich de afgelopen jaren dusdanig ontwikkeld dat het een heel grote opgave is geworden om een shoot-out te maken. Dat blijkt ook wel uit de statistieken. In vergelijking met vroeger worden er minder shoot-outs afgerond’, constateert de bondscoach. ‘En degene die wél worden gemaakt, worden vaak gescoord uit een rebound, of anders wel met een gelukje, omdat ie toevallig goed valt. Er zijn nog maar weinig shoot-outs die er vlekkeloos ingaan.’

Keepers hebben op de klassieke turn een antwoord gevonden

Veel meer dan bij een strafbal is een shoot-out een strijd waarop de keeper zijn stempel kan drukken. En de keeper heeft de afgelopen jaren zijn huiswerk gedaan, stelt Delmée. Vroeger was het meest beproefde recept van de shoot-outnemer de klassieke turn. De nemer draaide zich met zijn rug naar de keeper toe, wachtte even af en turnde de bal vervolgens over de grond langs de keeper het doel in, die vrijwel altijd te laat reageerde. Een goed uitgevoerde turn was bijna een garantie voor een doelpunt.

Maar die tijd is geweest. Keepers hebben op de klassieke turn een antwoord gevonden. Meer dan een paar jaar geleden beschikken doelmannen over de vaardigheid en de timing om bij het inzetten van de turn direct hun linker- of rechteronderbeen op de grond te leggen. Bovendien houden de meesten meer afstand van de nemer, waardoor ze meer tijd hebben om te reageren en het zodoende moeilijker wordt om uit een turn te scoren.

Nu is de nemer weer aan zet, stelt Delmée. ‘De keeper is momenteel de baas. De moderne shoot-outnemer moet wat dat betreft zoveel mogelijk kunnen variëren. Je moet je keuze tegenwoordig kunnen baseren op de stijl van keepen. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van het bij je plan blijven, naar het anticiperen op wat de keeper doet. Je moet als nemer dus middenin de shoot-out nog kunnen wijzigen van strategie. Als een nemer over meerdere shoot-outtechnieken beschikt en snel kan schakelen, vergroot dat de kans op succes.’

Het Nederlands elftal had op het WK in India moeite met de stijl van de Belgische keeper Vincent Vanasch. Foto: Willem Vernes

In de toekomst moeten we misschien keepers van buitenaf mee laten trainen Bondscoach Jeroen Delmée


Shoot-outs vormden een belangrijke pijler in de WK-voorbereiding van het Nederlands elftal. Waar er aanvankelijk alleen op maandag en dinsdag werd getraind, werd vanaf september ook de woensdag aan het programma toegevoegd, voor de zogenoemde rendementstraining. Met een vaste club nemers van een mannetje of acht werd aan de lopende band op shoot-outs getraind. Ook werd geprobeerd om tijdens de trainingen een bepaalde druk op de shoot-outs te leggen. Wanneer er tijdens een partijvorm bijvoorbeeld een doelpunt werd gemaakt, dan moest die goal met een shoot-out worden bevestigd. Werd die shoot-out niet benut, dan telde het doelpunt dus ook niet.

Delmée: ‘We moeten kritisch blijven kijken naar wat er anders kan. Zonder daarmee te zeggen dat alles wat we hebben gedaan slecht zou zijn. Want elk land verliest weleens op shoot-outs, niet alleen wij. Het ligt gewoon ontzettend dicht bij elkaar.’

Het kunnen anticiperen op wat de keeper doet, krijgt vermoedelijk wel een grotere rol binnen zijn shoot-outtrainingen, verwacht Delmée. ‘Wij oefenen de shoot-outs normaal gesproken met drie keepers, maar dat zijn altijd dezelfde keepers. Op een gegeven moment kennen die jongens elkaar door en door. Maar in een wedstrijd staan ze tegenover heel iemand anders. Dat is iets waarnaar we in aanloop naar de Olympische Spelen van Parijs kritisch moeten kijken. Het moet wel onvoorspelbaar blijven wat degene doet die op de training tegenover je staat. Wat dat betreft moeten we in de toekomst misschien keepers van buitenaf mee laten trainen. Dat zijn van die dingen waarover ik nu aan het nadenken ben.’


Wat vind jij? Praat mee...