De verdwenen club: MHC Martinus uit Bolsward

Nederland heeft meer dan driehonderd hockeyclubs. Maar in de rijke historie van onze sport is ook een aantal clubs ter ziele gegaan. Op die verenigingen blikken we in deze serie terug. In aflevering drie, MHC Martinus uit Bolsward.

‘Tachtig leden. Dat was het maximale. Meer werd het nooit. Hoefde ook niet. Het was goed zo.’

Aan het woord is Jan Houwer. Hij noemt zichzelf manusje-van-alles bij de Friese club die midden jaren negentig werd opgedoekt. Maar daarmee doet Houwer zichzelf enorm tekort. In onze zoektocht naar contactpersonen van Martinus – niet altijd gemakkelijk bij een club die al lang verdwenen is – kwamen al onze wegen uiteindelijk uit bij Houwer. Niet zo gek. Houwer, inmiddels 74 jaar, speelde dertig jaar bij Martinus. Was lijnentrekker en onderhoudsman. Gaf training. Ontwierp het clublogo. Zat zestien jaar in het bestuur. Hij is het geweten van de club. Of zoals hij het zelf zegt: ‘Ik had er wel wat mee.’

Die club heeft Houwer op deze fraaie donderdagochtend in een laptoptas gestopt. Hierin zitten foto’s, kampioenscertificaten, het clublogo en verschillende hockeyballen. Het koffertje ligt voor de voeten van Houwer, die op de afgesproken plek – Plein 1455 in Bolsward – de thermoskan met koffie erbij pakt. We kijken naar een strak appartementencomplex, met de plaatselijke supermarkt Poeisz eronder. Niet bepaald een aanblik die nostalgie ademt.

Jan Houwer. Clubicoon van MHC Martinus. (Photo by Douwe Bijlsma/Orange Pictures)

‘En toch is het hier allemaal begonnen’, zegt Houwer, nippend aan het zelf meegenomen kartonnen bekertje. ‘Wacht, ik pak de foto er even bij. Dit was de enige Rooms-Katholieke HBS (hogere burgerschool, red.) van Friesland, de Sint Martinus. Kinderen van twaalf tot achttien vanuit heel Nederland, veelal uit gegoede kringen, zaten hier op school. Ze kwamen zelfs uit Curaçao hier naartoe. Mijn ouders dachten toen nog dat ik ook goed kon leren. Dus ik liep hier ook rond.’

De enthousiaste gymleraar

De brug tussen school en hockey is gymleraar Heinz Ploum, een hockeyliefhebber uit het zuiden van het land. ‘Voetbal en honkbal? Dat deden we niet. Er was maar een teamsport die we op school buiten deden. Hockey.’ Ploums enthousiasme werkte zo aanstekelijk dat er in 1959 een hockeyclub kwam in de Friese stad (zeg nooit dorp én zeker niet waar Houwer bij is). Toen Houwer vijftien jaar was, werd hij zelf lid. Bij de club, die natuurlijk naar de school was vernoemd. Waar de pater van de HBS – die volgens de overlevering wedstrijden floot in zijn bruine pij – en Ploum tot de eerste bestuursleden behoorden.

De tas met Houwers hockey-archief. En zijn stick, die eigenlijk niet zo lekker speelde. Foto: Douwe Bijlsma/Orange Pictures

Ondertussen zijn we naar de plek gelopen waar Martinus zijn eerste wedstrijden afwerkte, op vijf minuten lopen van de oude HBS. ‘Kijk, hier was de ingang van de twee velden van de club.’ Houwer wijst naar het grasveldje voor de fietsenstalling van een middelbare school met felle letters, die op de plek van de vroegere hockeyclub zat. ‘Ik denk dat alleen de bomen nog hetzelfde zijn. Ons veld stuiterde alle kanten op. Kleigrond hier, hè. Het lag er niet best bij. Als het een beetje regende werd het afgelast.’

De vader van Epke Zonderland

Midden op straat gaat de tas gaat open. Houwer, meer dan uitstekend voorbereid, pakt er een foto uit. ‘Uit 1962. Toen was ik er net bij. Dat hek, dat stond hier. Die huizen waren er toen blijkbaar ook al. En die jongeman hier rechtsonder, daar is wat bijzonders mee.’ Aan het uiterlijk van de knaap is niets opvallends te zien. ‘Dit is Huite Zonderland. Niet alleen een goede hockeyer. Maar ook de vader van een bekende sporter. Inderdaad, dat is de pa van Epke. Een snelle, atletische speler. Eén van de beteren in mijn team. Een team dat uit een paar jongens uit Bolsward bestond, maar het grootste deel kwam van het internaat. De jongens uit het westen.’

Het – vrij jonge – herenteam van Martinus uit 1962. Zittend links Jan Houwer. Geheel rechts op de onderste rij Huite Zonderland. Foto: Privé-archief Jan Houwer

Die vertrokken toen de HBS werd opgeheven. Houwer bleef de club trouw en was al op zijn 23ste bestuurslid. ‘Toen was ik al één van de oudste leden. Als een van de weinigen bleef ik hangen. Ik werkte in de stad. Geen dorp hè, denk erom. Ik ben hier geboren en getogen. En dat zal ook wel zo blijven.’

Moest er iets gebeuren, dan deed Houwer het vaak wel even. Vandaar dat manusje-van-alles. ‘Op zaterdagochtend met kalk lijnen trekken. Langs een stuk touw, op het net gemaaide gras. En dan maar afwachten of het door zou gaan. Ik heb tot 1986 in het bestuur gezeten. Als algemeen bestuurslid. Nee, ik heb nooit voorzitter willen zijn. Dat zit niet in mij.’

Destijds beschikte Martinus over een herenteam, een damesteam ‘en een beetje jeugd.’ Houwer: ‘Een paar teams. Nooit in alle categorieën en ook niet ouder dan de B. Wij speelden zelf met de heren bijna al onze uitwedstrijden tegen clubs uit Groningen, GCHC 13, GHBS 9, dat werk. We moesten zelfs naar Winschoten, bijna anderhalf uur rijden. Dat waren wereldreizen voor ons. En heel af en toe naar Sneek of Leeuwarden. De meesten waren nog geen achttien jaar, dus er moest altijd iets geregeld worden. Een familielid dat reed of een busje met chauffeur. Ach, het had ook altijd wel wat. Na afloop gingen we met die studenten mee, in de sociëteit in.’

Jan Houwer in actie op het voormalige hoofdveld van Martinus, dat nu dienst doet als voetbalveld. Foto: Douwe Bijlsma/Orange Pictures

Slipje voor de eerste dame die scoort

Ook legendarisch, Houwers toenmalige coach. ‘Bennie Lunter, vertegenwoordiger in textiel. Als het kon gingen we  bij de wedstrijd van onze dames kijken. Riep Bennie bij iedere wedstrijd over het veld: wie het eerste doelpunt maakt, krijgt een slipje! Die had hij gewoon in de kofferbak liggen.’

Bij thuiswedstrijden van de senioren speelden er hooguit twee teams thuis. ‘We hadden toen geen clubgebouw. Dat hadden de meeste clubs uit Friesland niet. Alleen een kleedruimte met een voetenbadje, geen douche. Bij ons gebeurde er op zondag natuurlijk weinig. Dat had ook een voordeel. Als het droog was, zetten we hier – op het veld – ons kratje bier neer na de wedstrijd. We hoefden met niemand rekening te houden. Wanneer het regende zaten we met ons biertje in het materiaalhok, naast de kalk.’

Lichtmasten waren er ook niet. En toch moest er ’s avonds worden getraind. Houwer en zijn teamgenoten verzonnen daar iets op. ‘Kijk eens naar deze bal’, zegt Houwer terwijl hij weer in zijn tas vist. ‘Die is van kurk. Maar er zit een laagje verf op. Witte lichtgevende verf, dat ik had gekocht bij een bedrijf dat ook lijnen trok op de autowegen. Daardoor konden we de bal toch zien als het donker werd. Je moest die ballen wel geregeld opknappen, want die verf sloeg je er zo vanaf.’

De kurken bal met lichtgevende verf. Foto: Douwe Bijlsma/Orange Pictures

In de jaren zeventig kreeg het terrein een andere bestemming. ‘We kregen een veld aangewezen op een nieuw sportpark. Korfbal, voetbal, tennis. Allemaal bij elkaar, ook samen in één kantine. Alles zit er nog. Behalve wij dan.’

Met zijn oude stick – ‘deze is nog mooi, want ik vond ‘m niet prettig spelen’ – in de ene en de laptoptas in de andere hand, gidst Houwer zijn gevolg naar de tweede en laatste locatie van Martinus, dat het Rooms-Katholieke karakter inmiddels achter zich had gelaten. ‘Het was elk jaar passen en meten. Het is in mijn team geregeld voorgekomen dat we met negen man waren, variërend van zestien tot dertig jaar. Er waren er gewoon niet meer.’

Het zelf ontworpen logo

Na een paar passen houdt Houwer alweer in. ‘Oh, wacht. Dit had ik nog meegebracht. Ik heb ‘m gisterenavond geprobeerd aan te doen. Maar hij past niet meer. Te heet gewassen, denk ik.’ Uit de tas komt een wit t-shirtje met het Martinus-wapen erop. Ontworpen door? ‘Ja, door mij dus. We noemden dat een badge of embleem. Ik vond het wel leuk als onze club ook een logo had. Geeft wat cachet aan de zaak, toch? Ik maakte een tekeningetje, kleurde ‘m in en ging naar een borduurbedrijf. Toen hadden we een logo, dat je op de shirts kon naaien.’

Het shirt van MHC Martinus. Met het door Houwer ontworpen logo. Foto: Douwe Bijlsma/Orange Pictures

Met Houwer door Bolsward lopen is een avontuur an sich. Om de zoveel meter ziet de voormalig beheerder van de plaatselijke sporthal wel een bekende. Toeval of niet, die blijken vaak ook nog een band te hebben met Martinus. ‘Met deze man heb ik nog een paar jaar gespeeld.’ Of: ‘Met haar zoon zat ik in het team. Hij hockeyt nog steeds. In Sneek toch?’ Een fietser komt voorbij. Houwer groet uitbundig. ‘Weet je wie dat is?’, klinkt het alsof de verslaggever dat zou kunnen weten. ‘Je hebt zijn dochter over onze club gesproken. Dat is de vader van Aukje de Groot. Het meisje dat zo goed kan hockeyen. Die heeft het tot de Hoofdklasse geschopt.’

‘Hockey zit hier niet in de vezels’

Op het sportcomplex Het Bolwerk, waar Martinus zijn laatste veldwedstrijd speelde, erkent Houwer dat het bestuur geregeld twijfelde over het voortbestaan van de club. ‘Je zit hier niet gunstig. De stad heeft 10.000 inwoners en dat is niet veel. In de regio zit je snel tegen Harlingen en Sneek aan. Daar werd ook op een hoger niveau gespeeld. Wij speelden maar in de kelder hè.’

‘In mijn tijd was er te weinig animo voor hockey. Je had een zwemclub, gymnastiek, voetbal. Veel keuze. Hockey zit hier niet in de vezels. Het is een beetje geïmporteerd en had, onterecht, een wat elitair imago. We bleven het telkens proberen als bestuur. Open dagen houden, vriendjes en vriendinnetjes laten meenemen, de schwung erin houden. Hoe moeizaam het ook ging, telkens lukte het weer.’

Jan Houwer bij de eerste locatie van zijn club, waar nu een middelbare school is gevestigd. Foto: Douwe Bijlsma/Orange Pictures

In 1986 verloor Martinus, dat nog altijd op gras speelde, het gevecht met de bierkaai. ‘Het kwam erop neer dat we amper meer teams konden vormen. Dan houdt het op’, zegt Houwer, lopend over het veld waar hij jaren speelde, en nu door de plaatselijke voetbalclub wordt gebruikt. ‘De veldhockeyers die er nog waren zijn naar Sneek gegaan. En mijn tijd als bestuurslid zat er toen ook op. Er viel niets meer te regelen.’ Houwer grabbelt opnieuw in zijn tas. ‘Wat heb ik hier? Ah, mijn kaart als clubscheidsrechter. Geldig tot? 1990. Ik mag hier dus niet meer fluiten.’

Het verdwenen archief

Op een houten bankje aan de rand van het veld vertelt Houwer liefdevol over het einde van zijn club. ‘Je zag het aankomen. In de jaren tachtig liep het elk jaar wat terug. Wat ik wel echt jammer vind, is dat ons hele archief niet meer te vinden is. Dat is destijds ook naar Sneek gegaan. Maar ja. Tegenwoordig wisselen ze iets sneller van bestuur. Niemand die er nog iets van weet.’

Dan weer die fonkeling. ‘Maar dat het veldhockey stopte, betekende niet dat de club ontbonden was. We gingen verder, op beperkte schaal. In de zaal. Daar hebben we nog tien jaar doorgespeeld met een man of twintig. We werden zelfs nog kampioen, in 1987. Zaten we bij de grotere clubs uit het Noorden in de poule. Het was ook minder gedoe, beter te overzien. Tot we het zat waren om ’s ochtends om tien uur in Groningen te spelen. Toen waren de meesten ook wel tegen de zestig jaar. We hebben met een groepje trimmers nog doorgetraind in de zaal. Maar er kwam weinig nieuwe aanwas. Ach, we hadden er toen ook wel vrede mee. In 1996 besloten we dat het mooi was geweest.’

Het zaalteam van Martinus. Foto: Privé-archief Jan Houwer

Houwer loopt van het terrein af. Naar de stad. Zijn stad. Langs het bord met alle sportverenigingen. Met de plaatselijke voetbalclub. Korfbalclub. Tennisclub. Maar dus geen hockeyclub. ‘Als die er ooit weer komt, moet er iemand opstaan. Eigenlijk iemand zoals gymleraar Ploum. Iemand die enthousiasmeert. De boel in gang zet.’

De clubnaam die is er in ieder geval al. Het logo ook. Nu de wederopstanding nog.

Lees ook:
De verdwenen club: Be Fair
De verdwenen club: Te Werve

Over welke verdwenen club zouden de lezers van hockey.nl beslist meer moeten weten? Stuur dan een mail naar redactie@hockey.nl


2 Reacties

  1. vanmeel-hermanyahoo-com

    Wat een mooi artikel over Martinus waar ik ook ooit begonnen ben met hockey. Heb daar in de jeugd heerlijke tijd gehad, ondanks dat improviseren van groot belang was. Daarna als student naar Pinoke, met briljante the dansant in het bos en heuze wachtlijsten; de overgang kon bijna niet groter. Nog steeds actief hockeyer, inmiddels als veteraan bij Pinoke , blijft een mooi spelletje ....

  2. Scoopy-Doo

    Mooi artikel en Jan Houwer herinner ik me nog wel. Kleine, maar fijne club waar veel geïmproviseerd moest worden. In de jaren '80 heb ik hier vele jaren in verschillende jeugdteams gespeeld. Daardoor weet ik dat na het genoemde jaar 1986 nog een aantal jaar door meerdere teams verder is gespeeld. Pas ergens rond 1992 is de club uiteindelijk ter ziele gegaan. Het veld was altijd behelpen, want nooit vlak en op kleigrond is een klein beetje water al voldoende voor flinke glijpartijen. Bovendien werd het veld van de middelbare school waarop wij speelden ook nog gebruikt door de plaatselijke korfballers en rugbyers... Overigens waren er in Noord-Nederland in die tijd nog flink wat meer kleine clubs met vergelijkbare situaties. De sfeer heeft er nooit onder geleden. Wel vermeldenswaardig is het uitbundige feest wat de club wist te maken van het 25-jarig jubileum in 1984. Ondanks het geringe aantal leden was dat zeker een hoogtepunt in de clubgeschiedenis. Uitwedstrijden waren altijd tijdrovend, want ik herinner me dat we vaak tot in Oost-Groningen (Veendam, Winschoten) en Emmen speelden. Dat kostte je zowat een hele zaterdag. Het leukst vond ik de uitwedstrijden in Groningen, omdat de faciliteiten daar goed waren. Je speelde er bijna gegarandeerd op kunstgras en dat was voor ons toen echt bijzonder. De bezetting van de teams was regelmatig een uitdaging. Soms waren er te weinig spelers en de niveauverschillen onderling waren ook erg groot. Dat hielp niet altijd voor de teamspirit en waren onderling regelmatig flink verdeeld :). Om de bezetting op peil te houden hebben we ooit nog eens een ontevreden voetbalkeeper van een plaatselijke club overgenomen. Bleek ook een uitstekende hockeykeeper en wij konden daardoor weer iets makkelijker de opstelling maken. Al met al hele warme herinneringen aan deze club en het artikel past er goed bij.


Wat vind jij? Praat mee...