Hockeyverhalen: rode kaarten in de Italiaanse competitie

In ‘Hockeyverhalen’ anekdotes van redacteur Sander Collewijn, die o.a. bij Hurley Hoofdklasse speelde. Deze week over de charme en gekte van hockeyen in Italië.

‘Giocare con cervello.’

Het waren de slotwoorden van de teambespreking van onze Italiaanse coach Giampiero en hij tikte een paar keer tegen zijn hoofd. Hockey met je hersenen. Zo goed was mijn Italiaans na een paar maanden in Italië hockeyen niet, maar dit begreep ik onderhand.

Italianen zijn geen mensen, zoals Nederlanders, die bij één of twee buitenlanders in de kleedkamer overschakelen op Engels, als ze dat al konden. Een kwartier lang begreep ik daarom altijd weinig van de schitterend uitgesproken, snelle Romeinse zinnen van de Italiaanse oud-international Gampiero Medda. Alleen ‘partita’ (wedstrijd), ‘vincere’ (winnen) en ‘stranieri’ (buitenlanders) kon ik plaatsen.

Ik hockeyde een seizoen voor HT Eur 90 in Rome, in de Serie B in Italië. Het is geen hoog niveau, maar je kreeg wel een woning, een talencursus, geld en vliegtickets. Je waande je een seizoen lang Johan Cruijff in de Italiaanse Serie B, een apostel van de Hollandse School. Voor avonturiers was het ideaal. De Italiaanse cultuur, gecombineerd met de romantiek van uitwedstrijden op vale kunstgrasvelden midden in Umbrië, Bologna en Sardinië, waarbij je jezelf snel in een maffiafilm waande. Met het machtige Rome als thuisbasis.

Het hockeyveld van CUS Cagliari op Sardinië, met hockey- en voetballijnen.

Respect tonen voor ‘Il Presidente’

Elke training, elke wedstrijd was het alsof je in een scène van The Godfather was gestapt. Elke ontmoeting met teamgenoten, betekende elkaar verplicht twee zoenen geven. Het was niet eens echt zoenen in de enge zin van het woord, maar je moest met de mond naar de wang, de oor, desnoods richting de hals. De hoofden moesten elkaar aanraken. Links beginnen en rechts eindigen. Het voelde als Hollander elke keer ongemakkelijk, omdat Nederlandse hockeyers elkaar op de training een hand geven, een highfive, een moeilijke boks of simpel ‘Hey man’ zeggen. Maar met dat soort banale begroetingen hoefde je in Italië niet aan te komen.

Een teamgenoot kon je nog laf overslaan en dat probeerde ik ook soms, maar dat kon niet bij de voorzitter, ‘Il Presidente’. In het geval van HT Eur 90 was dit Franco, een lieve kleine man met warme ogen, die er bijna elke training en wedstrijd bij was. De vader van aanvoerder Fabrizio en manager Gianluca van HT Eur 90.

Als buitenlandse aanwinst was je bij Franco op audiëntie. Je moest hem sowieso altijd twee kussen geven, anders kreeg je geen salaris, zo voelde het in ieder geval. Franco was er elke training en wedstrijd bij en als hij keek, deed je nog net iets meer je best. Die man betaalde mij, dus daarvoor moest ik sowieso iets door mijn knieën en hem twee gepaste zoenen geven, terwijl ik mijn ‘Buongiorno, come stai?’ steenkolen Italiaans op hem afvuurde: (Goeiemiddag, hoe gaat het?). Als we een partijtje balbezit deden, terwijl hij op een paar meter afstand aan het hek stond toe te kijken, zorgde ik ervoor dat ik geen balverlies zou lijden. Hij moest trots toekijken hoe een van zijn buitenlandse aankopen goed rendeerde in het team.

Uitwedstrijd HT EUR 90-Mogliano, in Umbrië.

La vita é bella

Van tevoren wist ik dat ik het geld voor mijn hockeyspel niet op mijn rekening gestort zou krijgen. Maar ik was ook niet voorbereid op de manier waarop de Italianen het deden. Als we een uurtje trainden, liep Il Presidente op het kunstgras zo naar me toe, terwijl ik daar stond in mijn hockeybroek en AS Roma shirt en me laafde aan de warme Romeinse zon, te wijzen waar de bal heen moest. La vita é bella.

Hij liep om me af en stopte, voordat ik het wist, het geld in mijn hand, als zogenaamd niemand keek. Hij deed het zo snel, dat ik de eerste keer perplex stond. Ik keek meteen opzichtig of mijn omgeving het had gezien, wat het geheel nog verdachter moet hebben gemaakt. Ik propte het in mijn zak, stapte uit de oefening en telde zo ongemerkt mogelijk het geld na. Ja, dit was bijna duizend euro. Dus liep ik naar de dug-out.

Terwijl er wat teamgenoten en andere mensen rond de dug-out zwermden, stopte ik het geld dan maar diep in mijn hockeytas. Zou iemand het geld stelen? En waar kwam het geld in hemelsnaam vandaan, om een Nederlandse hockeyer te betalen, voor wedstrijden waar hooguit veertig toeschouwers stonden? Ik weet het nog steeds niet.

Luisteren naar coach Giampiero Medda. ‘Giocare con cervello’.

‘Hockey sul prato’ is niet groot in het voetbalgekke Italië

Het was Italiaanse gekte, die je na een paar maanden kon waarderen. Alles wat je in Nederland had geleerd over het leven en hockey, was in Italië anders. Als ik vertelde over mijn favoriete pasta, met stukjes salami en tomatensaus, kreeg ik een preek van een kwartier dat salami alleen voor op de pizza is en niet in je pasta.

Voor de wedstrijd moest je je paspoort inleveren, waarna de scheidsrechter alle namen een voor een omriep en je je hand op moest steken, als je aan de beurt was. De spelers waren sympathiek, maar het niveau was niet hoog. ‘Hockey sul prato’ is een piepkleine sport in Italië. Douchen, föhnen en conditioner in het haar doen was elke zaterdag weer een ritueel en duurde soms langer dan de wedstrijd.

De strafcorner trainen betekende in de praktijk twee strafcorners oefenen, daarna tien minuten analyseren over hoe we die strafcorners gingen oefenen, en er dan weer een paar nemen. Ouwehoeren is de eerste levensbehoefte van Italianen, na ademen, zoveel wist ik zeker na een paar maanden Rome. De leeftijd van de spelers verschilde in ons team van 16 tot 48. Die speler van 48 was nog best een nuttige, sluwe spits. In Italië wordt aan leeftijd een andere waarde gehecht dan in Nederland. Er was verder weinig tactiek, eigenlijk draaide het vooral om de drie buitenlanders van de verschillende teams.

Entree van het hockeycomplex van hockeyclub Bondeno.

Uitwedstrijden op Sardinië

Er waren zeker hoogtepunten in dat seizoen in Rome, maar het dieptepunt was een akkefietje tijdens de uitwedstrijd op Sardinië, in Cagliari tegen Ferrini. We moesten half acht ’s ochtends verzamelen en dan naar het Leonardo da Vinci vliegveld in Rome. We kamen nog voor twaalf uur aan, aten met elkaar uitgebreid warm eten en moesten dan om drie uur hockeyen. Geen ideale voorbereiding om te vlammen, maar mij hoorde je niet klagen. Omringd door de groene heuvels van Sardinië speelden we onze competitiewedstrijd.

De coach had het vooraf weer over ‘Giocare con cervello’ (Spreek uit: Djokkaare kon Tjervellllloo – hoe langer je de -L vasthoudt, hoe theatraler je dit woord kunt uitspreken), voordat we werden geconfronteerd met een wat matige scheidsrechter. Na een kwartier legde ik een bal in de cirkel op een voet. Doorspelen, signaleerde de arbitrage. Dus legde ik de bal weer op een voet. Weer doorspelen. Het werd kolderiek, en mijn teamgenoot Roberto had het helemaal geschoten.

Na een duel met een tegenstander waar de scheidsrechter uit Sardinië weer tegen ons floot, sloeg hij zijn tegenstander met zijn stick. Net op het moment dat ik dacht dat hij gek was geworden en hij een rode kaart riskeerde, bleef een van onze beste en meest geroutineerde spelers maar inhakken op zijn tegenstander, net zolang totdat de scheidsrechter hem de rode kaart liet zien. Ik had nog nooit zo’n blinde woede gezien op het hockeyveld. De rest van de wedstrijd speelden we met tien tegen elf en nog wisten we er een gelijkspel uit te slepen (2-2), wat de vliegreis terug aangenamer maakte.

Thuiswedstrijd HT EUR 90 in Rome.

Ook een Italiaan geworden

Hoe langer ik in Rome woonde, hoe beter ik inburgerde. In ieder geval, toen ik terug was in Nederland, heb ik nog een half jaar moeten aanhoren dat ik toch zoveel mijn armen gebruikte als ik praatte. Ik werd steeds meer Italiaan. Ik nam de taal eindelijk over en daarmee ook de scheldwoorden. Het ergste scheldwoord in Italië, werd overigens elke vijf minuten gebruikt op de training.

Toen we een moeilijke uitwedstrijd speelden tegen Bondeno, die de beschikking hadden over drie sterke Russen, verliep de wedstrijd moeizaam. In de eerste helft belandde ik in een duel, waar ik de bal mee had moeten krijgen. De scheidsrechter floot de andere kant op en opeens kwam de frustratie er bij mij verbaal uit. Via dat hele erge woord, dat begint met een ‘v’.

Ik liep weg en toen ik opkeek, had de scheidsrechter me al een rode kaart gegeven. Verbijsterd keek ik naar de ‘cartellino rosso’. Het leek mij overdreven. Zoals het een Italiaan betaamt, probeerde ik de arbitrage met theatrale handbewegingen nog te smeken dat het scheldwoord niet voor hem was bedoeld, wat ook zo was. Daarna gooide ik het erop dat hij wellicht iets tegen ‘stranieri’ had. Toen kende hij al helemaal geen genade.

Een week later stond ik tijdens de competitiewedstrijd tegen Bologna in mijn spijkerbroek langs het hek in Zuid-Rome, heel opzichtig mijn team aan te moedigen. Ik had een wedstrijd schorsing gekregen. Ik was nog nooit zo blij geweest, dat HT Eur 90 won, want ik schaamde me elke minuut. De betaalde buitenlandse hockeyer die een domme rode kaart kreeg en daarna een wedstrijd nutteloos was, omdat hij de scheidsrechter had beledigd. Ik was net iets te goed geïntegreerd.

‘Giocare con cervello.’ Cervello is nog steeds een van mijn favoriete woorden, want het klinkt zo mooi, zo liederlijk. Goed dat het elke week werd herhaald.

Overigens is het Nederlandse woord ‘zonder’ in het Italiaans ‘senza’.

 

Heb jij ook in het buitenland gehockeyd en wil je een bijzondere ervaring delen? Mail naar redactie@hockey.nl

Lees ook andere hockeyverhalen:


6 Reacties

  1. llinde

    Wat een heerlijk verhaal om te lezen. En inderdaad een ervaring om niet te vergeten.

  2. asjemenou

    Mooi verhaal ! Zou ik wel willen zien: in het Amsterdamse bos een wedstrijd tegen een Italiaans All stars team met alleen Italiaanse spelers die in Nederland spelen. Met Sander eenmalig in de rol van de voorzitter/coach. Een mooie oefenwedstrijd in de zomer als we weer mogen hockeyen? En met gepaste aandacht voor het Corona leed in beide landen. fratellanza !

  3. solo

    Wat een heerlijk verhaal weer.

  4. PeterMontijn

    Mooi verhaal👍

  5. TeunBleijenberg

    Mooi verhaal inderdaad. Begin jaren '80, toen ik in Rome woonde, heb ik nog 2 jaar gefloten in de Serie B. Ik moest Serie B fluiten, want daar kreeg je als scheidsrechter toen ongeveer 25 gulden per wedstrijd; in de Serie A was dat 40 gulden; het zou dan 'broodroof' zijn als een buitenlandse scheidsrechter Serie A zou fluiten. Mijn Italiaanse collega's lieten mij altijd voor de wedstrijd het appèl van de spelers doen; dat is goed voor het verbeteren van je uitspraak, zeiden ze. Leverde natuurlijk soms best wel hilarische situaties op. Je moest ook controleren of de politie of carabinieri bij de wedstrijd aanwezig was en als dat niet het geval was, dan moest de vereniging met een formulier met accorderingsstempel van het gemeentehuis kunnen aantonen dat ze het wel aangevraagd hadden. De hockey-omstandigheden waren toen abominabel; kunstgrasvelden bestonden er nog niet in Italië en vaak werd er op aftandse gravelvelden gespeeld. Ondanks dat Joost Bellaard in die tijd coach van het Italiaanse elftal was, was het hockey-nivo in de Serie B maar heel matig.

  6. klausdrieschner

    Ongelofelijk op deze plek zo een literaire parel tegen te komen. ‘Hockeyanekdotes’ doet wat mij betreft geen recht aan dit stuk. Wat zou het mooi zijn meer hiervan te lezen. Heel groot compliment.


Wat vind jij? Praat mee...