Hockeyverhalen: Het eindpartijtje is het mooiste wat er is

In ‘Hockeyverhalen’ anekdotes van redacteur Sander Collewijn, die o.a. bij Hurley Hoofdklasse speelde. Deze week over het eindpartijtje op de training. 

Als hockeyer is er tijdens de training maar een doel. Het eindpartijtje. Het eindpartijtje is als de play-offs van de training. Het is de afsluiting, maar heeft de meeste betekenis. Een coach die na twee uur oefeningen en wat strafcorners oefenen zegt: ‘Alles opruimen, we gaan naar binnen’, heeft geen hart. Of een plan om zo snel mogelijk video met elkaar te bekijken. Of heeft zelf nooit gehockeyd. Want een lekkere hockeytraining is pas voorbij als de hesjes zijn uitgedeeld en het eindpartijtje een winnaar heeft opgeleverd.

Het partijtje is de alfa en omega van de hockeytraining. Het begint met balbezit en eindigt met een grote partij.  De gemiddelde hockeytraining is vanaf het partijtje balbezit een lang voorspel richting de climax, het eindpartijtje. Daartussen bevindt zich een heel scala aan oefeningen, van heel saai – statische passoefening zonder druk – tot heel aantrekkelijk – drie tegen drie uitspelen en de meest waanzinnige scoringsoefeningen. Zonder druk van verdedigers een balletje rondpassen en in een rijtje wachten bij een pion totdat je weer aan de beurt bent, is net zo boeiend als planten zien groeien. Dat is alleen vol te houden met de worst van het eindpartijtje voor ogen.

De voorpret van het eindpartijtje begint bij het maken van de partijen. Coaches weten altijd feilloos gelijkwaardige partijen te maken. Alsof ze goochelen met magische algoritmes. Maar er gaat natuurlijk niets boven het concept Jong tegen Oud. Dat is het mooiste partijtje dat er bestaat. Een partij die – in de teams waar ik heb gespeeld – meestal wordt gewonnen door de oude lullen. De ervaren rotten blijken vaak net iets te goed en sluw, en lijken de kunst van het temporiseren uitgevonden te hebben. Er zullen overigens hockeyteams zijn, waar de jonkies steevast zegevieren. Maar dat moeten hele grote talenten zijn. Met oudjes die de uitgerangeerde, maar gezellige rotten van het team vormen.

Balbezit partijtje aan het begin van de training. Hier bij IJburg Heren 1. Foto: Willem Vernes

Jong tegen Oud – Aanval tegen Verdediging

‘Aanval tegen Verdediging’ is ook interessant, een potje dat in de regel door de verdedigers wordt gewonnen. Als aanvaller weet je voordat het partijtje is begonnen al dat je nauwelijks kunt winnen, met drie linksvoors, twee rechtsbuitens en een paar centrumspitsen die zich Lionel Messi wanen. Daar win je de oorlog niet mee. Het opstellen van solisten in de verdediging werkt niet. Dan zeg je vergeefs tegen de linksbuiten: ‘Jij rechtsachter vandaag?’. Verdedigers die goed kunnen aanvallen en kunnen scoren zijn sowieso minder zeldzaam dan aanvallers die echt goed kunnen verdedigen.

Meer smaken dan ‘Jong tegen Oud’ en ‘Verdediging tegen Aanval’ zijn er ook. Zo deden we bij Hurley ‘Eigen Jeugd’ tegen ‘Import’, waarbij ik me helaas onder import moest scharen, omdat ik nooit in de jeugd van Hurley had gespeeld. Zo zijn er duizend manieren om partijen te formeren. Er is nog een andere manier om partijtjes te maken, die leuk is maar pedagogisch misschien wat lastig: ouderwets ‘poten’. Voor de jeugd: poten is een ouderwets ritueel – waar je meestal ‘schat ligt onder’ zegt voordat je begint – waarbij twee spelers naar elkaar toe laten lopen en de laatste voetstap belangrijk is. Degene op wiens voet wordt gestapt – de ‘schat’ – mag beginnen met het kiezen van spelers, net zolang er niemand meer is overgebleven.

Er was een periode bij Hurley dat we dit regelmatig deden. Snel werd duidelijk wie de gewilde spelers zijn en wie altijd als laatste overbleven. Altijd dezelfde spelers. Dat is sneu en demotiverend. Je kunt zeggen dat het bij tophockey hoort. Of het pedagogisch verantwoord is om elk partijtje te laten kiezen door de spelers zelf, is twijfelachtig. De groepsdynamiek werd er niet per se beter van. Wel duidelijker.

HGC-coach Paul van Ass en manager Ernst-Jan Beukers zetten de goals goed voor op de training. Foto: Koen Suyk

De grootte van het eindpartijtjesveld

Onderschat is vaak het formaat van het veld. Als ik de opdracht van de coach kreeg om het veld met pionnen uit te zetten van het eindpartijtje, maakte ik het veld altijd net wat groter dan me was opgedragen. De opdracht van de coach was de zijlijn op zo’n 1 of 2 meter van de cirkelrand, bij een partijtje acht tegen acht, en een veld van middenlijn tot achterlijn.

Hoe groter het veldje in de breedte, hoe meer acties ik als spits kon maken. Ik had die ruimte nodig om helemaal los te komen in een partijtje. Af en toe werd het veld voor het partijtje door de coach bewust krap gemaakt, met weinig breedte, maar dan kon je eigenlijk weinig als aanvaller. Het formaat van het speelveld van de eindpartij is extreem belangrijk. Net zoals zoals de aanwezigheid van twee keepers. Dat is voor het ultieme partijtje een voorwaarde.

Speelsters van Pinoké ruimen de ballen op. Foto: Koen Suyk

Eindpartijtjes zijn belangrijk

Het eindpartijtje is de scherprechter, de plek waar reputaties binnen het team worden gemaakt en waar ze sneuvelen. Waar duidelijk wordt wie in vorm is en wie het niveau eigenlijk niet aankan. Waar bepaald wordt wie er zondag veel minuten maakt en wie dan vaak de bal gaat krijgen. Bij Hurley werd het eindpartijtje zo belangrijk, dat er consequenties aan de resultaten werden verbonden. Want de coach was ontevreden over het functioneren van de voorhoede. Dus bedacht hij dat de spitsen die in het partijtje op vrijdag scoorden, een basisplek en veel speelminuten kregen op zondag.

De eindpartijtjes die ik heb meegemaakt waren zo fanatiek dat er af en toe mensen van de training wegliepen. Het begon altijd met een kleine overtreding, waarna iemand reageerde. Een duw werd een hardere duw. Dat werd schelden, elkaar raken met de stick en uiteindelijk dikke ruzie, waar twee teamgenoten tegen elkaar stonden en elkaar zaten te duwen en beuken. Het was zeldzaam, maar af en toe had iemand het zo gehad, dat de hockeystick uit boosheid het hek in vloog en iemand rechtstreeks van de training liep.

Diezelfde intensiteit beleefde ik met een van mijn huisgenoten. In mijn ogen de beste verdediger van ons team. Niet te passeren. En als je hem passeerde, dan kwam je hem nog een keer tegen. Hij was iemand die zodra het partijtje begon, meteen liet voelen dat hij er fysiek was. Als ik hem als directe tegenstander had, wist ik bij de eerste aanname dat ik het anders dan anders moest aanpakken. Gewoon de bal aannemen kon niet. Dan zou hij me omverduwen. Hij ging altijd voor man en bal, en op eindpartijtje wordt er altijd notoir slecht gefloten door de trainers.

Dus moest ik ontzettend in de bal lopen om het duel te vermijden. Of ik moest juist wachten totdat hij in mijn rug kroop om mij te duwen, om ‘m met een stickbeweging en een open aanname juist meteen voorbij te rennen, omdat hij ongelofelijk fel die duels inging. Zo fel dat ik het fysieke contact moest proberen te vermijden, want hij was fysiek sterker dan ik. Onze duels waren zo heftig, dat het altijd op vrijworstelen leek. Als hij me neerhaalde, terwijl ik hem al voorbij was gedribbeld, reageerde ik soms met een tik van mijn stick tegen zijn been. Het eindigde vaak in ruzie.

Als we daarna ’s avonds thuis zaten, ging het met geen woord over al die felle duelletjes, waarbij we elkaar ongeveer vermoordden. Dan was alles vergeten en vergeven en waren andere dingen weer belangrijk, zoals wat er op de televisie te zien was. Totdat we weer tegenover elkaar stonden op het trainingsveld. Dan waren we weer natuurlijke rivalen.

Overleg over de tactiek en opstelling van het eindpartijtje. Hier bij hockeyclub IJburg. Foto: Willem Vernes

De winnende maken

Vreemd genoeg presteerde ikzelf op zondag altijd goed, als ik ook het afsluitende trainingspartijtje op vrijdag goed had gespeeld. Als ik vrijdagavond minder was, speelde ik zondag vaak ook matig. Misschien geeft het aan hoeveel er in zo’n potje verpakt zit. Het vrijdagavond partijtje is vaak een thermometer voor de zondag.

Slechte eindpartijtjes eindigen in 9-4 of 12-3, omdat de partijen niet goed ingedeeld zijn of omdat een partij het helemaal laat lopen.  Een partij waarbij één team niet meer verdedigt is dodelijk, omdat niemand wat leert van zo’n afmaakpotje.

Scherpe eindpartijtjes eindigen vaak gelijk. Het mooist is een 2-2 of 5-5 tussenstand, waarbij er twee keer vijftien minuten gestreden is voor elke meter. Op een vrijdagavond rond negen of tien uur de woorden ‘De Winnende’ horen is heerlijk. Het potje dat eindeloos uitloopt, omdat de winnende goal maar niet komt, laat op de avond, is het mooiste wat er is.

Lees ook andere hockeyverhalen

5 Reacties

  1. Avdd

    Wederom genieten!

  2. janwillemvanhall

    Zie Sander nig op 14 jarige leeftijd balend het veld aflopen als ie had verloren in De Eindpartij en met een gigantische glimlach als ie had gewonnen!!

  3. josgeijsel

    In de eindpartij zit alles: passie, techniek, taktiek, kracht en uithoudingsvermogen, spelvreugde., spelend leren enz. En terecht. Het pleit voor innovatie: maak van de eindpartij niet het nagerecht, maar het hoofdgerecht van iedere hockeytraining, zowel voor jong en oud. Boots de wedstrijd in het weekend na of liever gezegd voor. Jos Geijsel, Tophockey-fysioloog

  4. solo

    Geweldig stukje weer

  5. aukevos

    Zo herkenbaar dit


Wat vind jij? Praat mee...