Alexandra van der Tuin moest lang wachten: ‘Oranje kwam eigenlijk net te laat’

Het Nederlands elftal is het hoogst haalbare voor een hockeyer. Slechts 866 spelers trokken ooit het shirt van Oranje aan. Voor Alexandra van der Tuin (49) bleef het bij twee officiële interlands, beide tegen Canada.

‘Ik heb altijd gedroomd van Oranje, maar ik vond het ook altijd heel spannend. Zou het mij ooit lukken? Toen ik uiteindelijk werd gevraagd, vond ik dat fantastisch en de mensen om mij heen waren supertrots dat het eindelijk was gelukt.’

Van der Tuin begon met hockeyen bij Hilversum en belandde via Laren bij Amsterdam waar ze op 28-jarige leeftijd een punt zette achter haar topsportloopbaan. Van der Tuin was een linkerspits, een creatieve speelster die de meest directe weg naar het doel volgde. Onnavolgbaar in haar bewegingen. Ze was behendig, wendbaar en bezat veel snelheid. Een type Sophie von Weiler, een speelster die Van der Tuin als klein meisje langs de lijn op Hilversum bewonderde. ‘Als speelster was ik het liefst vrij. Ik ben nooit een speelster geweest van de patronen. Ze zeiden dan ook tegen me: maak je acties.’

Boot naar Jong Oranje gemist

Van der Tuin had talent en doorliep diverse vertegenwoordigende elftallen. Na Nederlands A miste ze net de boot naar Jong Oranje. Op het moment dat die uitnodiging kwam, bleek ze net een maand te oud. Hoewel Van der Tuin daarna wel in beeld was voor het grote Oranje bleef een selectie lange tijd uit.

Foto: privécollectie Alexandra van der Tuin

‘Dat was moeilijk, omdat ik toen al heel lang werd gezien als een belofte’, zegt Van der Tuin. ‘Je wacht, maar wordt niet gevraagd terwijl je weet dat je goed bent. Dat is echt frustrerend. Als je de eeuwige belofte bent, kan je je daar altijd achter verschuilen. Dat je zegt: ik vind het belachelijk dat ik niet ben geselecteerd of wat ik nu doe is ook leuk. Maar, als je dan wordt gevraagd, is dat toch ook spannend. Dat voel je: oh shit, het moet wel gaan lukken. Nu moet ik dan wel goals gaan maken.’

Dat mentale aspect. Van der Tuin had moeite daarmee om te gaan. ‘Ik had daar meer begeleiding in kunnen hebben. Dat er was gezegd: het hoeft niet allemaal meteen, ga eerst gewoon lekker spelen. Dat gesprek heb ik niet genoeg gevoerd of kunnen voeren. Achteraf bekeken is het best moeilijk om dat allemaal zelf te handelen.’

Vrij voelen

‘Als linkerspits en creatieve speler moet je je vrij voelen’, gaat Van der Tuin verder. ‘Als je je niet vrij voelt en je komt in een ploeg die al lang bij elkaar is, is dat best een uitdaging. Daar moet je wel doorheen. Ik vond het leuk en een onwijze eer om voor Oranje te spelen, maar ook moeilijk om met die druk om te gaan.’

En dan debuteerde Van der Tuin voor Oranje ook nog eens op de eigen club, op Laren tegen Canada. ‘Dat maakte het nog extra spannend. Ik had het gevoel dat alle ogen op mij gericht waren, want heel Laren stond natuurlijk langs de kant. Het was hartstikke druk.’

Foto: privécollectie Alexandra van der Tuin

‘Ik startte niet in de basis, iets wat ik niet meer gewend was. Van tevoren was er tegen mij gezegd dat ik erin zou komen, maar het moment was nog niet helemaal duidelijk. Ik zat op die bank te wachten en te wachten. Wanneer mag ik er nou in? Uiteindelijk mocht ik erin, ik geloof in de laatste twintig minuten. Ik wilde mezelf laten zien, maar dan nam ik een bal aan en die knalde net van mijn stick af. Dat hoort erbij als je spanning hebt, maar die kon ik er ook niet uitlopen. Ik speelde maar twintig minuten. Ik had geen flow.’

Voorbereiden op kwalificatietoernooi

Haar eigen beleving van het duel werd niet gedeeld door Hockey Magazine. Dat zag juist een verdienstelijk spelende Van der Tuin, niet aan haar geliefde linker-, maar aan de rechterkant, tegen een stugge Canadese ploeg die met 2-0 werd verslagen. Het was de eerste wedstrijd van de voorbereiding van de ploeg van bondscoach Tom van ‘t Hek op het kwalificatietoernooi in het Zuid-Afrikaanse Kaapstad voor de Olympische Spelen in Atlanta in 1996.

‘Elke week gingen we met Oranje intern. We trainden twee dagen, meestal bij Laren, en sliepen dan een nacht in Hotel De Witte Bergen (bij Laren, red.). Het was trainen, eten, bespreken, slapen. Ik herinner mij vooral de trainingen, die waren intensief. In die tijd was ik ook vrij fanatiek met mijn studie Bedrijfskunde, het studentenleven en mijn eigen club. Opeens kwam daar Oranje tussendoor.’

Foto: privécollectie Alexandra van der Tuin

‘Ik moest een tandje bijschakelen, dingen ervoor laten. Dat is echt wel wat anders. Van het losse ineens strak in het gelid. Dat was andere koek. Iedereen wist wat ie moest doen en wat er van hen werd verwacht. Dat vond ik lastig. Moesten we op de training patronen oefenen en dan dacht ik: laat mij in godsnaam de spitsenrol uitoefenen. Ik had af en toe dat luchtige nodig, maar daar was minder tijd voor.’

Als enige van Laren

Wat het misschien daarbij extra zwaar maakte, was dat Van der Tuin de enige was in de groep die van Laren kwam. ‘Laren was nou niet bepaald een hofleverancier van Oranje, dat kwam daarna pas. Ik was de enige en dat is echt wel anders. Ik kon niet samen met een ploeggenoot in de auto naar Oranje rijden. Ik heb mij nooit alleen gevoeld, maar had wel het gevoel dat ik een extra beentje bij moest zetten om aansluiting te krijgen.’

Van der Tuin legt uit: ‘Het team was al twee jaar samen in deze setting. In die tijd bleef een team lang bij elkaar. Aan de groep werd niet snel getornd. Met die selectie ging een bondscoach een periode van anderhalf tot twee jaar toewerken naar de Spelen.’

Van der Tuin werd ongeveer zes maanden voor de start van de Spelen door Van ’t Hek bij de selectie gehaald. Het avontuur bij Oranje bleek van korte duur. Ze speelde een week na haar debuut nog wel een tweede officiële interland, tegen opnieuw Canada, maar daarna kwam van der Tuin in de voorbereiding op het olympisch kwalificatietoernooi niet meer in actie. Uiteindelijk reisde ze ook niet mee naar Kaapstad, waar Oranje zich ternauwernood kwalificeerde voor Atlanta.

Snel bakens verzet

‘Dat was wel een teleurstelling, want ik had er natuurlijk liever bijgezeten’, zegt Van der Tuin over het afvallen bij Oranje. ‘Ik heb daarna de bakens snel verzet. Ik ben bij mijn club aan de slag gegaan en een jaar later rondde ik mijn studie af. Ik was er eigenlijk snel overheen.’

Foto: privécollectie Alexandra van der Tuin

Hoewel de teleurstelling snel naar de achtergrond verdween, vroeg Van der Tuin zich af waarom het niet was gelukt met Oranje. Ze vond haar tijd bij het nationale team te kort om te kunnen slagen. ‘Kon ik in die korte tijd het verschil maken? Was dit een set-up voor succes? Het was fantastisch om de kans te krijgen, maar het is wel jammer dat ik niet in een eerder stadium heb kunnen aansluiten bij Oranje. Ik had het liefst een kans gehad met een langere aanloop. Dat had mij beter gepast.’

‘Ik ben een gevoelsmens dus ik moest er wel even inkomen. Echt even een aanloopje hebben. Dat heb ik niet gehad. Het was al lastig genoeg om in zo’n team te slagen. Het is een dunne lijn. Je moet de vorm hebben en als aanvalster doelpunten maken. Het had zomaar goed uit kunnen pakken, maar in mijn geval was het: we hebben het geprobeerd, we vallen toch weer terug op dat wat we hadden en daar gaan we het mee doen.’

Too little too late

Een te kort tijdsbestek. Ook de timing van de selectie was misschien niet de juiste. ‘Mensen zeggen weleens dat mijn kwaliteiten te laat zijn erkend. Ik was 23 jaar toen ik bij Oranje kwam. Dat is eigenlijk best laat. Ik heb een superleuke tijd gehad, maar toch is blijven hangen dat Oranje voor mij te laat kwam. Daar ben ik van overtuigd. Het was too little too late. Dat is jammer, maar het feit dat ik erkenning kreeg, was leuk. Voor velen is Oranje onbereikbaar en dat heb ik toch maar mooi bereikt.’

Alexandra van der Tuin is werkzaam als managing director overheid & zorgpraktijk bij organisatieadviesbureau Accenture.

Lees ook:


2 Reacties

  1. luchtisblauwgrasisgroen

    Leuke serie! De statistiek van 866 internationals laat zien bijzonder het is om voor Oranje uit te komen. Met 241.000 leden heeft Nederland het grootste aantal actieve hockey spelers ter wereld (in vergelijking Duitsland heeft er 80.000) en er is potentieel van ruim 60.000 extra leden in 2025. Met zo een grote aanwas is Nederland verplicht om altijd in de top mee te doen, maar daarvoor is meer nodig: 1. Terrassa heeft op een populatie van 250.000, 1 Olympiër voor elke 2.000 inwoners. 2. België had rond 2010 ongeveer 23.000 leden (nu 50.000). In 2007 stonden zij nog 17e wereldwijd, nu nummer 1. Uiteindelijk is de basis voor internationaal succes een combinatie van het coachen van talent en sterk club hockey. De komst van veel buitenlandse spelers bij sommige hoofdklasse clubs, en de Pro League (wat de hoofdklasse in de weg zit) werken dit alleen maar tegen. Dat daarnaast de Promotie klasse twee seizoenen stil heeft gelegen heeft ook niet geholpen.

    1. Avdd

      Die landen hebben niet zo veel met breedte hockey dus hebben geen last van die cultuur waardoor alle mensen binnen de clubs en bond zich op de top kunnen richten.


Wat vind jij? Praat mee...