1996: Jacques Brinkman wordt de eerste speler met alle titels

In de serie ‘De historie van de Champions Trophy’ blikken we terug op de mooiste momenten van het beroemde toernooi, dat in Breda voor de laatste keer gespeeld wordt. Deze week Jacques Brinkman (51), die bij zijn tiende poging in het Indiase Chennai in 1996 eindelijk de Champions Trophy wint. Hij wordt de eerste Nederlandse hockeyer ooit die de Olympische Spelen, het WK, het EK en de Champions Trophy op z’n palmares heeft, na een 3-2 winst op Pakistan, in het Indiase Chennai.

1996: WhatsApp bestaat nog niet. Er zijn zelfs weinig mensen met een mobieltje, op een verdwaalde autotelefoon na. Dus wat doet Jacques Brinkman in India om zijn gestopte collega’s Taco van den Honert, Floris Jan Bovelander, Marc Delissen en Maurits Crucq te pesten? Het kwartet is ogenschijnlijk op het hoogtepunt van hun carrière gestopt, met het goud van de Olympische Spelen in 1996, het WK in 1990 en het EK van 1987 op zak.

Brinkman denkt dat het een muntjestelefoon in Chennai is geweest. Of een fax. In zijn dromen was het waarschijnlijk een megafoon:

‘MISSCHIEN TOCH WAT TE VROEG GESTOPT, HAHA!’

Het eerste toernooi zonder de buitenspelregel

Als het zover is, trekt Brinkman in het Indiase Madras (nu Chennai genoemd) een enorm lange sprint na het laatste fluitsignaal, na de 3-2 winst in de finale op Pakistan. ‘Wij stonden in de dug-out te wachten. Hij viel in de dug-out in onze armen, wij wisten ook dat hij de eerste ooit was die echt alles had gewonnen’, herinnert Roelant Oltmans zich de eerste Nederlandse Champions Trophy zege sinds 1982.

Niet alleen het toernooi is beroemd. Ook de trofee van de Champions Trophy is een icoon op zich. Loodzwaar, gemaakt van zilver. Oltmans moest al zijn onderhandelingstechnieken inzetten om die loodzware trofee het vliegtuig in te krijgen – ze wilden er in het begin niets van weten – en vroeg de Indiërs of ze de laatste uren geen televisie hadden gekeken. Dan hadden ze kunnen zien dat de Oranje Heren het eerste internationale toernooi waar de buitenspelregel niet meer telde, hadden gewonnen.

Jacques Brinkman, Sander van Heeswijk, Ronald Jansen en Stephan Veen met de zilveren trofee. Foto: Jeroen van Bergen/KNHB

Australië was altijd oppermachtig in de Champions Trophy

Dat Van den Honert, Delissen en Bovelander dachten dat ze op hun toppunt stopten, is niet vreemd. De Champions Trophy was in 1996 het toptoernooi dat het Nederlands elftal nóóit won. De laatste keer was in 1982. Australië – met veertien titels de eenzame keizer van de Champions Trophy – was altijd oppermachtig. En anders lagen de Duitsers wel in de weg.

‘Het was de eerste twintig minuten van de wedstrijd altijd alleen maar overleven tegen die Australiërs. Het is een beetje te vergelijken met hoe ze nu spelen. Ze ramden er altijd vol op’, kan Brinkman zich nog herinneren, die uiteindelijk 337 interlands speelde. ‘Als je die twintig minuten doorkwam, hoopte je dat ze een beetje moe waren en dat je zelf kon hockeyen. Australië werd dat jaar laatste. Toen we de finale tegen Pakistan mochten spelen, voelden we ook dat het onze kans was om eindelijk die Champions Trophy te winnen.’

Je hebt prijzen nodig om nog meer prijzen te winnen

Het goud op de Olympische Spelen in Atlanta in 1996 – het eerste olympische goud ooit voor de Nederlandse hockeyers – na een 3-1 zege in de finale op Spanje was broodnodig voor het zelfvertrouwen, denkt Brinkman. Waardoor er ondanks het stoppen van bepalende spelers geloof was in het winnen van prijzen.

‘Hopelijk is hetzelfde het geval, met de EK’s van het Nederlands elftal van nu. Wij leefden nog steeds in de euforie van de Olympische Spelen. Dat was zo’n enorme bevrijding. Als je eenmaal die grote prijs wint, heb je de bevestiging dat je het kunt. Dat zag je terug in die Champions Trophy’, analyseert Brinkman, die net als veel hockeyliefhebbers het ongelofelijk vindt dat het toernooi van de kalender verdwijnt. ‘De Champions Trophy is een ijzersterk merk dat je weggooit. Voor onze generatie was het in die jaren een instituut. Door het vertrek van wat vedettes en de komst van nieuwe spelers speelden we die editie onbevangen.’

Enorme opluchting bij de Nederlandse ploeg. Foto: Jeroen van Bergen/KNHB

De controverse rond het aanvoerderschap

Brinkman was de eerste Nederlandse hockeyer ooit die de Olympische Spelen, WK, EK en Champions Trophy won. Hij maakt tegenwoordig onderdeel uit van een illuster kwartet. Drie Nederlandse mannen zouden in zijn voetsporen treden. Keeper Ronald Jansen in 1998 na het wereldkampioenschap Utrecht. Teun de Nooijer en Jeroen Delmee in 2007 toen ze het EK wonnen in Manchester.

Maar dat verhaal kan bij de eigenzinnige Brinkman niet zonder controverse zijn. ‘Ik weet niet of het handig is om dat weer eens op te rakelen, maar ik was het er totáál niet mee eens, dat ik geen aanvoerder was tijdens dat toernooi.’

Jacques Brinkman is thuis in Bilthoven de oude doos van zolder aan het bekijken voor mooie trofeeën.

De voormalig middenvelder van SCHC, Kampong en Amsterdam is geboren voor de confrontatie. Je kunt met hem ontspannen aan de eettafel in Bilthoven praten over hockey. Er is niets aan de hand. Het is gezellig. Er staat thee op tafel. Het gesprek is inhoudelijk. Dan volgt er uit het niets een uitbarsting, een monoloog over wat er in zijn ogen allemaal belachelijk is aan het hockey van nu. Wat beter moet in zijn ogen. ‘Dat is toch belachelijk, die Pro League!’ en: ‘Hockey is een incestueus wereldje. Waar van buiten te weinig kritisch naar gekeken wordt.’ De monoloog van de ondernemer en columnist van De Telegraaf duurt vijftien minuten, vijftien minuten waarin hij zijn beklag doet. Soms zegt hij wat iedereen denkt, maar niet hardop zegt. Soms overschrijdt hij grenzen, om maar grenzen te overschrijden. Als de storm is geluwd, is alles weer als vanouds.

Wouter van Pelt, Ronald Jansen, Jacques Brinkman, Stephan Veen, Erik Jazet in 1996 bij de eerste Champions Trophy-zege sinds 1982. Foto: Jeroen van Bergen/KNHB

Stephan Veen werd aanvoerder, tot afgrijzen van Brinkman

Het rafelrandje opzoeken zit in de haarvaten. Het hoort bij hem. Alsof het leven niet de moeite waard is, als er niet langs de randen van het incasseringsvermogen van anderen wordt gebalanceerd.

Zo ging het ook in 1996.

Hij was de vice-captain van het Nederlands elftal dat in Atlanta olympisch goud won. Grote helden als Van den Honert, Bovelander en captain Delissen hadden afscheid genomen. Tijd dus – vond Brinkman – om dé leider te zijn van het vernieuwde Oranje, dat met een bevrijd gevoel naar het Indiase Madras afreisde. Tot zijn verbazing werd de rustigere Stephan Veen tot aanvoerder gebombardeerd door bondscoach Roelant Oltmans.

22 jaar later vertrekt het gezicht van Brinkman nog steeds als hij het erover heeft. Natuurlijk was hij het er niet mee eens. ‘Ik vond ook niet dat het helemaal eerlijk werd gespeeld. Heel stiekem. Ik was vice-captain. Dus toen Stephan aanvoerder werd, heb ik een stapje terug gedaan. Ik heb heel veel gesprekken met Roelant gehad. Ik heb gezegd dat ik het belachelijk vind en sprak hardop uit of ik wel door wilde gaan zo bij Oranje. Toen kwam de Champions Trophy en heb ik me erover heen gezet. Vice-aanvoerder wilde ik niet meer zijn. Gelukkig werd ik in India de eerste hockeyer die echt álles had gewonnen.’ Een van de motoren op het middenveld beleefde niet alleen sportief maar ook privé zijn mooiste jaren. Zijn zoon Thierry (nu speler van Bloemendaal en international) was anderhalf en zijn vrouw Jacqueline was zwanger van zoon Tim.

Thierry Brinkman – de zoon van Jacques Brinkman – beste junior player van de HWL3 in Londen (2017). Foto: Frank Uijlenbroek/WorldSportpics

De Sydney 2000 appgroep draait op volle toeren

De succesvolste generatie in het Nederlandse mannenhockey heeft nog steeds contact met elkaar. Tijdens het interview appt de Bilthovenaar naar zijn oude maatje Ronald Jansen. Of hij nou ook die vier toernooien heeft gewonnen en er bij was tijdens het gewonnen EK in Moskou, in 1987. Snel volgt het antwoord: ‘Ja, fameuze reservekeeper met nul speelminuten’, leest Brinkman hard lachend het grappige berichtje van Jansen voor.

Ook de appgroep ‘Sydney 2000’ (Oranje prolongeerde in Sydney, op onnavolgbare wijze, de olympische titel) draait nog op volle toeren. Brinkman laat z’n telefoon zien en alle berichten met de beruchte hockeynamen. ‘Hoe ouder we worden, hoe meer we elkaar weten te vinden. En hoe meer je ook het besef hebt dat het bijzonder was wat we met elkaar bereikten.’­­­­­­

Finale Champions Trophy 1996, Madras:

Nederland-Pakistan: 3-2
‘9 Teun de Nooijer 1-0
’13 Wouter van Pelt 2-0
’20 Bram Lomans 3-0
’26 R. Khan 3-1
’28 Usman 3-2

Selectie Nederlands elftal Madras: Ronald Jansen (Den Bosch), Guus Vogels (HGC), Erik Jazet (Bloemendaal), Wouter van Pelt (HDM), Jacques Brinkman (Amsterdam), Jeroen Delmee (Den Bosch), Bram Lomans (HGC), Stephan Veen (HGC), Tycho van Meer (HGC), Remco van Wijk (Bloemendaal), Teun de Nooijer (Bloemendaal), Marten Eikelboom (Amsterdam), Sander van Heeswijk (Oranje Zwart), Jaap-Derk Buma (HCKZ), Danny Bree (Pinoke) en Peter Windt (Amsterdam).


1 Reactie

  1. vostammer

    Zou leuk zijn als deze eigenwijze en recalcitrante flapuit na elke Hoofdklasse ronde een talkshow doet. Zou vermakelijk zijn, trekt interesse en is goed voor het volwassen worden van de hockeysport. Kan gewoon op youtube.


Wat vind jij? Praat mee...