Hockeyverhalen: hockeykampen, de mooiste weken van het jaar
In ‘Hockeyverhalen’ anekdotes van redacteur Sander Collewijn, die o.a. bij Hurley Hoofdklasse speelde. Deze week over hockeykampen.
Elke keer als ik het clubhuis van Amsterdam binnenloop, kijk ik altijd even naar rechts. Daar zijn al jaren de opberghokken voor keepers, voor geurige legguards, trainingsmaterialen en natte hesjes. Een nat hesje is als een natte tosti. Nat doet het zijn werk, alleen op een verschrikkelijke manier. Alles wat daar in die metalen kooien ligt, is wat je nooit van z’n leven thuis wilt zien.
Daar, in die gangetjes tussen de kooien van de spullen die stinken, heb ik twee weken op de grond geslapen. Op een matje, in een slaapzak, op een meter afstand van keeperstassen, keepersbroekjes en oude legguards, die ruiken naar hockeysokken die samen met een stel bananen wekenlang in een fermentatieproces waren beland.
Het waren twee van mijn mooiste weken ooit.
Vaak lag ik pas rond drie, vier uur ’s nachts naast de keeperstassen op een dun matje en stond ik om zeven uur ’s ochtends alweer op de tafels te dansen van het clubhuis van Amsterdam, om daar de kabouterdans te doen, terwijl tientallen kinderen enthousiast mee zaten te joelen en te zingen. Het lichaam raakte die dagen langzaam op, maar de energie van de kids hield me op de been.
Ik was ‘staffer’ op een Sportways hockeykamp. Weekje 2 en Weekje 5 waren mijn weken, waar ik als student en fanatiek hockeyer hielp om meer dan honderd kinderen te begeleiden en te vermaken. Je kreeg er niet voor betaald, maar dat hoefde ook niet. Wat je ervoor terugkreeg waren onvergetelijke herinneringen.
De spooktocht door het Amsterdamse Bos
Het hele Amsterdamse Bos ken ik nog steeds op mijn duimpje, dankzij de hockeykampen. ’s Nachts lag ik met een medestaffer, drie uur lang in het donker. Ergens in het Amsterdamse Bos, hadden wij een plek op de route, waar wij een pop aan een boom hadden gehangen. Net langs het pad, waar de hockeykinderen langs zouden komen. Daar, midden in het bos, rond middernacht, was het zaak om de kids te laten schrikken op hun spooktocht.
We lagen verdekt onder takken van bomen, luisterden naar elk geluid en kwamen in actie als de kinderen dichtbij kwamen. Dan joegen we een pop door de lucht en maakten er onheilspellende kreten bij. Wat bij de ene groep kinderen tot kortstondige angst leidde. Bij een andere groep zorgde dit voor een kalme reactie, waarbij je als staffer nog net niet werd uitgelachen.
Daar, samen verscholen onder de takken van het bos, in het donker van de nacht, had je het kampgevoel. Het gevoel dat je deel uitmaakte van iets groter dan jezelf, iets bijzonders. Het verbond van Weekje 5. Waar je het Amsterdamse Bos weer opnieuw ontdekte, een bos dat de ideale omgeving is voor een hockeykamp.
Wanneer je om 1 uur ’s nachts terugkwam in het clubhuis van de spooktocht, had je genoeg stof om uren over te praten, en dat deed je dan ook. Samen met een drankje op het terras boven bij het clubhuis van Amsterdam, terwijl de kinderen in de tenten sliepen, of acteerden dat ze sliepen. Het afgescheiden terras boven bij Amsterdam, aan de zijkant van het clubhuis, was een week lang het epicentrum van het hockeykamp. De plek waar je met medestaffers urenlang borrelde, en flirtte.
Kinderen vormen elke week het kloppende hart van een hockeykamp. Kids die in veel gevallen al de eerste uren van het kamp je hart stolen. En dat terras aan de zijkant van het clubhuis was het brein, het machinecentrum van het kamp, waar de kampmanager en td overlegden, voordat ze ’s ochtends hun oefenstof vol zalige oefeningen aan ons doorgaven.
Teun de Nooijer overtreffen was altijd lastig
Het hoogtepunt van elke kampdag, voor de staf en de kinderen, was als het goed is De Demo. De demonstratie van de oefenstof van de kampdag. Al draaiden briljante hockey-internationals als Teun de Nooijer de demo, jij mocht het samen met andere staffers ook proberen. Dribbeltje, chopje, door de pionnetjes, een een-tweetje en dan…jij en de keeper.
En honderd kinderen die zittend op het kunstgras toekeken.
Heerlijk. Omdat iedereen in een razend tempo achter elkaar ging, voelde je niet al te veel druk. Maar ik weet nog dat ik elke bal in de kruising wilde jagen, of in ieder geval het zijnetje. Als ik dat tien keer probeerde, lukte dat soms één keer. Dan was je eigen demo geslaagd. Tip-ins voordoen was ook schitterend. Eerst oogcontact zoeken met je medestaffer, lopen in de baan van de pass, hopen op die vlakke harde bal en dan proberen je stick zo te kantelen dat de bal in het net vloog.
Natuurlijk ging je er het liefst theatraal bij liggen, om het er nog wat spectaculairder uit te laten zien. Maar het was niet alleen voor je eigen ego goed om uit te blinken tijdens de demo, het was vooral nuttig. Want na de demo moesten de kinderen precies die capriolen ook proberen uit te voeren. Als je had gestunteld, was dat het voorbeeld dat ze gebruikten voor hun eigen hockey, en dat wilde je niet.
Hoe harder het regende, hoe beter
Een hockeykamp is als een snoepwinkel, waar je een week lang in de pot van trucjes mocht graaien, potten die tijdens het reguliere seizoen veel te vaak gesloten blijven. Op het hockeykamp zijn skillers de baas. Elke techniek oefende je. Choppen, liften, 3D-hockey, tip-ins, slidings, trappetjes, backhandjes in de kruising, 360 graden turns, alles wat je normaal niet snel op een training zou oefenen, wat niet tot het functionele pallet van de hockeyer in een wedstrijd hoorde, deed je hier wel. Eigenlijk alles wat je eigen coach verbiedt in de wedstrijd. In een duel tussen drie man een kansloze 720 graden turn proberen, mag op het hockeykamp natuurlijk wel.
Graag zelfs.
Op het hockeykamp oefen je alleen de krenten uit de pap, de sleep-, passeer- en schijnbewegingen die het hockey zo leuk maken. Eindeloos rondflatsen in de kom was dan ook uit den boze tijdens een Sportways kamp, op straffe van tien stickslagen.
Zelfs eindeloze slagregens konden het hockeykamp niet frustreren. Hoe harder het regende, hoe beter. Veel regen en heel veel plassen betekende eindeloos slidings oefenen in het Wagener Stadion. Eerst zonder hockeystick en bal. Daarna oefenden we afronden op de goal, met de langste en mooiste slidings ooit.
Elke dag een uur lang rust
Als het ritme van het hockeykamp je lichaam en geest sloopte, was er altijd nog de Holy Borrel, die je er doorheen sleepte. Die was ook echt heilig, want hij werd nooit overgeslagen. Stipt om vijf uur stonden de lekkerste hapjes op het terras boven voor je klaar.
Die Holy Borrel was een uur lang even bijkomen, waar je met je medestaffers vooral over de kinderen praatte. Wat ze nou weer voor gekkigheden hadden uitgehaald, of welke hockeyer of hockeyster nou weer briljant was. Welke kids verliefd op elkaar waren. Welke oefening lekker liep, en welke niet. De Holy Borrel was het anker in de kampdag. Een rustpunt in de spitsuren die je beleefde als je je op het kampterrein begaf, met altijd handenvol enthousiaste kids om je heen, die van alles van je wilden en altijd gezellig om je rondhingen.
Als de kinderen allemaal ongeveer moesten slapen, ging je met een medestaffer altijd naar jouw vaste tent met kids, waarna het de bedoeling was dat je ze een beetje ordentelijk naar bed dirigeerde. Elke avond gingen we naar onze tent en waren we eindeloos verhalen aan het vertellen. Zeker de groep van kinderen van tien tot veertien jaar oud was na een goed verhaal altijd wel zoet.
Daarna begon het grote borrelen. Dat het na het hockeykamp tot een kortstondige romance leidde met een medestaffer, is nogal cliché maar niet meer dan logisch. Niet alleen kids werden verliefd tijdens het hockeykamp. Na afloop van Weekje 5 kwam ik zaterdagmiddag thuis, na een emotioneel afscheid van de kinderen en de andere staffers. Ik ging ‘s avonds om acht uur slapen. In een bed. Zondagmiddag werd ik om half twee wakker.
Lees ook andere hockeyverhalen
- Over typische hockey-auto’s en rijbeurtschaamte
- Van shirts van de kledingbeurs naar gesponsord kledingpakket
- Elke hockeyer heeft een bijnaam
- Rode kaarten in de Italiaanse competitie
- Legendarische Thé Dansants in de Pinoké-skihut
- Vrijlopen, je bent te vroeg of te laat
- Bloemendaal-uit, vijf minuten waren genoeg
- De Pakistaan die na twee weken kwijt was
- De opkomst en ondergang van de aluminium stick
5 Reacties
vrije-trap
Mooi verhaal met herkenbare elementen. Ik heb er mooie herinneringen aan en veel mensen ontmoet. Vrienden gemaakt!! Als kind én daarna als staffer.. Nederlanders, Belgen, Spanjaarden, Kroaten, je kwam ze er allemaal tegen. Ik zat nooit in het All Stars team (hockeyteam van de beste kids), maar was wél succesvol met overlopen in de nacht - haha. Mooie tijd!
solo
Ik ben een ouder van drie van die kinderen. Ze gingen naar een ander kamp maar met dezelfde verhalen... ze waren gesloopt als ze thuis kwamen en vol verhalen. Maar nog belangrijker verliefd op hockey en nieuwe vriendjes.... Weer heerlijk geschreven👍
eefgorter
Lekker verhaal weer, super herkenbaar. Doe je goed, Sander!
PeterMontijn
Leuke gast deze Sander Collewijn. Daar kunnen er niet genoeg van op de Nederlandse hockeyvelden rondlopen👍
izzyp
Twee dochters opgehaald in Amsterdam. Geen stem, heel veel vieze natte sokken en stinkende scheenbeschermers. Mooie verhalen, heel veel gehockeyd en onzettend veel nieuwe snap chat en insta volgers.... een topmerk gehad op sportways. Bedankt aan de begeleiding 👌🏻