Hockeyverhalen: hockeykeepers zijn knettergek, maar moet je koesteren

In ‘Hockeyverhalen’ anekdotes van redacteur Sander Collewijn, die o.a. bij Hurley Hoofdklasse speelde. Deze week over verschillende hockeykeepers.

‘Daar hebben we het zoontje van de notaris’, lacht onze keeper Michiel van der Struijk op dinsdagavond, bij het rondje afronden in het Amsterdamse Bos. Als ons goudgelokte notariszoontje uit Amstelveen niet weet te scoren door een simpele reflex met de handschoen, galmt over kunstgras 22 van Hurley de smalende lach van onze doelman.

Normaal fungeert de keeper als schietschijf. Maar Van der Struijk is zo goed – hij speelde in Oranje – dat hij elke week de rollen omdraait. Hij maakt ons belachelijk in plaats van andersom. ‘Ah, daar is het zoontje van de bloemist. Hahaha. Het zoontje van de tandarts. Hahaha. Gonzo, wat is dit voor schot??’ is onze maffe keeper meestal in de lead. Hem passeren is op sommige trainingen onmogelijk.

Oranje-keeper Pirmin Blaak (Ned) met Agustin Mazzilli (Arg) FIH Pro League, Nederland-Argentinie (2-2) Arg wint shoot outs. Foto: Koen Suyk

Alleen perfect lange hoek laag werkt af en toe

Hij is een madman, een vulkaan, die vaak rustig lijkt maar altijd klaar is voor een uitbarsting. We moeten om hem lachen, om de keeper die aan het beeld beantwoordt van de keeper als geniale gek. Maar diep van binnen is er maar een ding dat we willen en dat is deze keeper passeren. Maar wat je ook probeert bij Van der Struijk, het meeste werkt niet. Hoog slaan heeft bij hem weinig zin, want met zijn stick en handschoen is hij ijzersterk.

Een schijnbeweging – dreigen in de lange hoek en op het laatste moment dan toch korte hoek kiezen – is kansloos. Alleen als je de bal op het juiste tempo de cirkel in drijft, de bal perfect voor je stick ligt en lange hoek laag geweldig uitvoert richting de zijplank, met genoeg snelheid, heb je eventueel een kans. Anders faal je, en word je keihard uitgelachen op de koop toe.

Hij boezemt angst in en niet alleen door zijn uitstraling en zijn vrolijke trash talk. Je weet bij hem dat je niet zomaar blind de bal op goal kan poeieren. Op de training rond de strafbalstip volle bak schieten, durven we niet. Het is bij hem een ongeschreven regel dat je rond die afstand op de training vooral goed mikt en probeert de keeper te ontzien.

Bij hem houden we ons angstvallig aan die regel. Van der Struijk is weleens geschorst voor een paar competitiewedstrijden door de coach, omdat een speler die wel van dichtbij snoeihard uithaalde, werd achterna gezeten door de keeper, die ook nog zijn stick naar hem gooide en hem raakte.

Michiel van der Struijk als coach van Kampong Dames1 op de training voorafgaand aan het oefenduel met Huizen. Foto: Koen Suyk

Als een keeper eenmaal gaat liggen, is zijn rol soms uitgespeeld

Alles hebben we wel voorbij zien komen op Hurley, naast de geniale en dominante ‘Struijkie’. De te kleine keeper van rond de 1,65 meter die goed was, maar waar je elke keer zin had om in het dak te schieten en daar ook succesvol was. De zen-achtige keeper, die geen stap te veel deed en als een Buddha ballen keerde, alsof het niets was. De keeper als standbeeld, dat is meestal een fantastische keeper, die niet te snel op de grond ligt.

We hadden ook lang een overenthousiaste keeper die al ging liggen als je met je ogen knipperde. Die in het begin net iets te gretig was om de bal te stoppen. Dodelijk. Als een keeper eenmaal gaat liggen, is zijn rol vaak uitgespeeld en draai je er rondjes omheen.

Hij werd elk jaar een beetje beter en een stukje rustiger, ze noemen keepen niet voor niets een ervaringsvak. Deze legendarische Hurley-keeper met als bijnaam ‘Muppet’ en ‘Baakie’ heeft zich zoveel ingezet voor de club en Heren 1, dat een kleedkamer naar hem vernoemd is. Hij is een lange keeper die zich via tweede jeugdteams en Heren 4, Heren 3 en Heren 2 opwerkte naar het eerste.

Dit clubicoon krijgt het in een competitiewedstrijd op een gegeven moment op zijn heupen. In een paar minuten tijd verricht hij tien wereldreddingen, hij vliegt, duikt en hengelt echt alles uit het doel. Terwijl wij proberen die wedstrijd te winnen, schreeuwt onze keeper na zijn volgende redding opeens, terwijl hij veel misbaar maakt met zijn stick en de supporters opjut, de volgende tekst:

‘Hoe-veel-ballen-moet-ik-nog-stoppen?’

Het is een opmerking waar onze broek van naar beneden zakt. Dit is je taak, ballen stoppen. Daarvoor ben je keeper. Jij hebt er zelf voor gekozen om dit masochistische ambacht – ballen van meer dan honderd kilometer per uur vrijwillig te verwerken – en dat meerdere keren per week. ‘Hoeveel ballen moet ik nog stoppen?’ is ongepast. Het is het equivalent van een spits die in een wedstrijd drie keer scoort, waarna hij bij het maken van de 3-2 schreeuwt: ‘Hoeveel goals moet ik nog maken?’ Heel veel, daarvoor ben je aanvaller.

Martijn Drijver Goalie Academy in Hangar 1 op vliegveld Valkenburg. Gasttrainer was Laurens Goedegebuure. Foto: Koen Suyk

‘Goalkeepers are amazing people’

Ze noemen hockeykeepers gek. Je kunt er beter knettergek van maken. Nog meer dan voetbal- of handbalkeeper is het vak van hockeykeeper voor de moedigste zielen. Voor mensen met een hoge pijngrens, met onnatuurlijk veel incasseringsvermogen en veel rust in het oog van de orkaan. De hockeybal is zo hard dat zelfs een zacht geslagen bal tegen voet, hoofd, knie en dijbeen voor enorme pijn kan zorgen. ‘Goalkeepers are amazing people’ was niet voor niets al jaren de reclameslogan van het keepersmerk OBO, om te benadrukken hoe bijzonder keepers zijn.

Keepers zijn een klein beetje gek en de hele goede zijn misschien nog wat gekker. Maar ze niet alleen knettergek. Keepers blijken vaak degelijke, betrouwbare mensen. De goalie is een kluisbewaarder die als laatste slot op de deur die doellijn bewaakt. Die nooit een doelpunt mee kan vieren met het team.

De goal is eenzaam, maar ook de rest van het vak is eenzaam. De keeper heeft zijn eigen keeperstraining, iets dat teamgenoten altijd lijken te vergeten. Niemand wil met de goalie meerijden, omdat keeperstassen monsterlijk groot zijn en kunnen stinken. In de kleedkamer heeft de keeper zijn eigen hoekje, waar het nooit lekker vertoeven is. Als de rest van het team zich omkleedt, is de keeper een half uur bezig om de spullen aan te trekken, om na het omdoen van de legguards erachter te komen dat de toque is vergeten, waardoor alles opnieuw moet. Als keeper doe je het tijdens de wedstrijd nooit goed. Als je alles tegenhoudt, vindt iedereen dat normaal en krijg je zelden een compliment. Als je blundert, wordt er over je geroddeld en slaap je slecht.

Anne Veenendaal op de training bij Amsterdam. Foto: Koen Suyk

Twee verschillende soorten keepers

Hockeykeepers zijn grofweg in twee categorieën in te delen: de goalies die de houdbare ballen stoppen en de onhoudbare niet, én de keepers die de houdbare ballen niet stoppen en de onhoudbare juist wel. De eerste categorie is de natte droom van elk hockeyteam. Die keeper die dat hobbelballetje, het mislukte schot, die zwakke inzet, de wanhoopspoging vanuit een moeilijke hoek altijd stopt. Dat is de hockeykeeper waar elk team naar verlangt, want dat is ook de keeper die altijd zijn benen bij elkaar lijkt te houden.

Maar de keeper die ook vaak opduikt in het hockey, is de keeper die de zeer houdbare ballen doorlaat, maar de onmogelijke bal er met een katachtige reflex uittikt. Dat is de gekmakende showkeeper waarvan je vermoedt dat hij een stapje naar links zet, om daarna een duik naar rechts te kunnen maken. De keeper ook, die nét iets te snel naar de grond gaat in een duel.

Instructie techniek met Amsterdam keeper Derek van Essen. Bij het stappen kan de bal door de legguards heen. Foto: Koen Suyk

De lullige bal door het midden werkt vaak goed

Dat brengt ons tot het allergrootste mysterie van de hockeykeeper. Die ogenschijnlijk lullige, niet al te harde, ballen die regelmatig door die stelten rollen. De hockeybal is klein, en de legguards groot maar de bal lijkt vaak als een magneet een weg te vinden door die enorme stukken foam. Hoe indrukwekkend en onpasseerbaar een keeper er in vol ornaat met futuristische helm ook uitziet, als een doelman eenmaal in beweging is en een kant op stapt, ontstaat er ruimte tussen de legguards. Een ruimte die feilloos wordt gevonden door aanvallers.

Bij sommige keepers kun je beter richting de legguards mikken dan in de hoek. Want de hoek is voor een hockeykeeper vaak makkelijk. De keepersstick is lang, de klompen groot, de handschoenen tegenwoordig gigantisch. Alleen als je geweldig kan schieten, dan is de lange hoek, laag tegen de zijplank, de vruchtbaarste plek om te scoren.

Langs of door de legguards is de achilleshiel van veel hockeykeepers. Daarom pushen strafcornerspecialisten vaak dwars door het midden. En vraag je je bij de beelden altijd af, waarom die op het oog houdbare bal dwars door het centrum ging. Maar dat is meestal expres. Meestal proberen keepers om wat dieper door de knieën te zakken als ze klaarstaan, maar dan is het moeilijk om de voeten dichtbij elkaar te krijgen. Als een keeper eenmaal op een klomp naar één hoek leunt, is het heel lastig om vanuit daar nog te corrigeren. Dwars door het midden slepen, met vooraf een kleine schijn, is goud waard. Vraag dat maar aan de Belgische wereldkampioen Alexander Hendrickx.

Thijs van Dam (Ned) met keeper Vincent Vanasch (Belgie) tijdens de finale tussen België en Nederland bij het WK Hockey heren in het Kalinga Stadion. Foto: Koen Suyk

We moeten de keepers koesteren

Het summum van hockey blijft het eindpartijtje op de training, met twee keepers. Een van de grote voordelen van hockeyen in de Hoofdklasse, is de aanwezigheid van minimaal twee keepers op de training. Daardoor is het eindpartijtje een volwaardige potje. Als het er bij Hurley op leek dat we een training een keeper zouden missen, belden we de halve club af om in te vallen. Eén keeper bij het eindpartijtje is een sof. Het leidt altijd tot een lullig partijtje ‘aanvalsrecht’, waarbij de bal hoog in het goal gepusht wordt, om daarna pas richting het goal met keeper te mogen spelen.

Een ding is zeker. We moeten de hockeykeeper koesteren. De man of vrouw achter het masker is de moedigste persoon van het hele hockeyteam. Een hockeybal op een training tegen een eenzame plank slaan, is onbevredigend. Pas als je schot langs een duikende keeper en een keepersstick in het zijnetje vliegt, is het gevoel goed. Hoewel een langzaam balletje door de benen van een aanstormende keeper vaak nog lekkerder is.

Koekoek.

Lees ook andere hockeyverhalen

18 Reacties

  1. lexi-b

    Mooi stuk. Keepen is inderdaad een vak apart. Met mijn oude team hadden we een traditie. Bij de laatste wedstrijd van het seizoen ging ik het veld in en een aanvaller op goal. In dat team zat 1 vrouw die op trainingen structureel op korte afstand op goal ging snijden en de keep de schuld gaf van een verloren pot. Uiteraard was het op een gegeven moment ook haar beurt om in de laatste wedstrijd het pak aan te trekken en voor het hok te gaan staan. Ze heeft het zo'n 7 minuten vol gehouden. Met poep in d'r broek is ze het veld afgerend, doodsbang was ze. Na die wedstrijd is het commentaar verstomd en respecteerde ze de trainingsregels 😀 . Wat veel veldspelers zich niet realiseren is dit: het spel beweegt zich altijd richting de goals - dus richting de keepers. Daar moet je tegen kunnen. Goal is de meest 'mentale' positie van een team. Ik heb op alle plekken in het veld gestaan, keepen blijft voor mij het mooiste precies om deze reden. Het mentale spelletje dat erbij hoort.

  2. goalie

    Mooi verhaal! Koesteren die goede gekken 😉

  3. RobertEngel

    Mooi verhaal en met veel respect en humor perfect beschreven! Dank namens alle keepers...;-)

  4. iremmpjee

    mooi verhaal sander!

  5. WM

    Prachtig verwoord Sander; een mooie ode en voor de drie hockey keepers hier in huis een feest van (h)erkenning !!!

  6. unplugged

    Ben niet onder de indruk van het stuk wat overigens veeeel te lang is . Ik herken mij hier niet in , als je zelf niet kunt keepen lijken keepers misschien gek maar dat is absoluut niet waar . Wel is een goede keeper de belangrijkste man op het veld , zonder goede keeper win je geen wedstrijd , een goede keeper moet enorme reflexen hebben , spelinzicht , een strafbal moet kunnen stoppen en vooral niet bang zijn . Dat is de mening van een keeper die 4 keer de Nederlandse Kampioenschappen voor Veteranen Teams heeft gekeept op Kampong en de WK hockey voor Veteranen Teams in 1998 in en om Utrecht en een strafbal heeft gestopt van Bart Taminiau van Tilburg Veteranen A .

    1. jj1996

      Waarom moet je nou weer zo negatief zijn? En daarna vooral jezelf ophemelen. Is niet nodig.

    2. goalie

      Onwijs knap van je, dikke complimenten hoor!!

    3. conegut

      Jij moet echt ontzettend goed zijn geweest. Zonder dat we niet weten wie je bent.

    4. PeterMontijn

      Beste unplugged (jammer dat je niet onder je eigen naam reageert, dat maakt het allemaal zo lekker veilig anoniem), als jij een strafbal van Bart Taminieau van Tilburg Veteranen A (!) hebt weten te stoppen dan ben je echt een legende en dan heb je het volste recht om namens alle (top)keepers dit stuk af te kraken👍

    5. maaja

      Lees ik het nou goed? Hij heeft het over de veteranen.... 😫

    6. maaja

      Man man... Hoe triest ben je dan?

    7. mrme

      Top man, thanks! Schijf anders even een mooi stukje over jou carrière.

  7. jonathan

    Druilerige dag , balen dat ik morgen niet langs de lijn kan genieten, en dan een heerlijk lang verhaal. Zo als altijd weer zo geschreven dat het makkelijk leest met herkenbare situaties en herkenbare keepers. Sander dank je wel voor al je verhalen in deze tijd, ze houden "mjjn" sport gezellig dicht bij.

  8. ruurdjanrauwerda

    Mooi verhaal weer, leest ook lekker ! Dank je, Sander.

  9. sassie

    Wat super beschreven! Al 12 jr gekkigheid en feest in t goal. Ik geniet elke x dat ik er kan staan💃🏼 my kingdom #goaliesareamazingpeople 🏑

  10. barbara-frese

    Respect voor alle keepers, always, ten alle tijden!!! Moet logisch zijn volgens mij!! 🥰❤️🥰

    1. abolfreeler-nl

      Echt knettergek waren pas keepers in de jaren 70 tot 80, toen bescherming niet verplicht was. Zelf heb ik tegenover Paul litjens, ties kruize en andere strafcornerspecialisten gestaan, zonder helm of masker , (zelfs met sportbril), zonder bodybeschermer, alleen met leren handschoenen, geen elleboogbeschermer, natuurlijk wel de bekende spijltjeslegguards en ook een tok met een liesbeschermer. Dat was alles. Knettergek dus, want er mocht volop, ook hoog geslagen worden bij strafcorners. Ook toen enorme balsnelheden, net als vandaag de dag met de sleeppushes


Wat vind jij? Praat mee...